๐๐ฆ ๐ป๐ช๐ต๐ต๐ฆ๐ฏ ๐ฏ๐ช๐ฆ๐ต ๐ช๐ฏ ๐ฅ๐ฆ ๐ฌ๐ฆ๐ณ๐ฌ, ๐ฎ๐ข๐ข๐ณ ๐ธ๐ช๐ญ ๐ซ๐ฆ ๐ฆ๐ฆ๐ฏ ๐ฑ๐ฆ๐ฑ๐ฆ๐ณ๐ฎ๐ถ๐ฏ๐ต๐ซ๐ฆ?
Ik schrik op vanuit mijn gestaar naar het voorbij zoevende landschap. Tegenover mij zit een man van eind dertig, in zijn hand een witblauw papieren zakje dat hij met een kort gebaar uitnodigend schudt.
โVerslavend lekker,โ lacht de vrouw naast hem mij kauwend toe terwijl ze dichter tegen hem aankruipt. โWilhelmina, de beste.โ
Ze doen me glimlachen, dat stel met hun wandelschoenen en KLM gelabelde koffers.ย Ik houd mijn hand op en de man husselt het zakje erboven zodat er een witte en een zwarte bal uitrollen. Ik stop de witte in mijn mond.
Als zij hun gesprek voortzetten, kijk ik weer naar buiten. Tussen het raam en mijn knieรซn klem ik de krukken die ik sinds drie dagen met me meezeul. Ellendige dingen. Waarom moest ik juist in deze drukke weken een blessure oplopen. Daar ging mijn anti-winter-blues-sportschema.
Ik denk aan mijn werkdag in hartje Amsterdam. In wat gevoelsmatig een wereldreis leek was het me vanochtend gelukt om alle stinkende liften in het trein-, tram- en metrotraject te vinden en zo mijn plaats van bestemming te bereiken. En wat lopen die stoepjes van de Prinsengracht naar de Keizersgracht eigenlijk hobbelig en scheef. Je weet het pas als je er op moet letten.
De witte pepermuntbal is op en de zwarte is aan de beurt. Die is verrassend zachter en zoeter.ย De smaak brengt me naar het moment dat ik vanochtend vroeg Amsterdam Centraal uit en de regen instapte.
Ik droeg mijn schoudertas schuin zodat ik beide handen vrij zou hebben voor de krukken. Toen ik even stopte om mijn capuchon op te doen, bleek deze dubbel en klem onder mijn tashengsel te zitten.
โWacht effe wijffie,โ holde een schoonmaakster met een peuk in haar rechtermondhoek op me af en bevrijdde mijn capuchon behendig.
โKom maar hoor,โ hoorde ik even later toen de bebrilde man met benen zo dun als mijn stokken het tramhekje voor me openhield.
โLukt het zo?โ vroeg een glazenwasser terwijl ik daarna in de Negen Straatjes zigzaggend langs zijn ladders strompelde.
Als je moet vertragen, is het leven ineens vol tassendragers, liftaanwijzers en pepermuntuitdelers.
โEn ik ben trouwens ook geen dominee, maar mijn vader wel.โ
Voor de tweede keer kijk ik de man tegenover mij in de trein verward aan.
โKerk!โ roept hij lachend. โKerk en pepermunt!โ Zijn vrouw schatert mee.
Het werkt aanstekelijk en de mensen naast ons drie kijken vrolijk om.
Soms zijn de dagen donker en lijken ze lichtloos.
Maar als je goed kijkt is het er wel.