We roepen het zo vaak, dat het bijna een cliché wordt. “Wat gaat de tijd toch snel!” Tijd om eens dieper in de materie te duiken. Dat deed ik deze week tijdens een training ‘de hectiek de baas’ aan 13 Young Professionals die toe zijn aan een volgende stap in hun carrière. We bespraken het fenomeen ‘tijd’ en het belang van je aandacht richten op wat echt belangrijk voor je is.
Nog niet
“Ja ik vind mijn gezin belangrijk, maar ik wat moet ik dan doen, als die collega om vijf uur aan mijn bureau staat terwijl ik eigenlijk al naar huis had gewild?” De jonge vrouw kijkt de andere professionals vragend aan. “Als ik het niet doe, dan gaat het geheid mis en kan ik morgen toch alle fouten er weer uit halen. Dus hoe dan ook ben ik de klos!” vervolgt ze.
Natuurlijk heeft zij een punt. Je zit in drukke tijden niet te wachten op vervelend herstelwerk omdat je collega een bepaalde taak nog niet goed kan. Maar daar zit hem juist de crux. Nogniet goed kan.Nog.En als jij die taak steeds voor die ene collega blijft overnemen, dan leert hij of zij het ook nooit. Bovendien, met steeds die aap op je schouder loop je het risico dat je je eigen prioriteiten uit het oog verliest. En blijft hollen voor een ander. Over ‘wat is er echt belangrijk voor je’ gesproken…
Wat dan wel? Twee zaken zijn hierin belangrijk. In de eerste plaats zou je bijvoorbeeld tijd kunnen investeren in het overdragen van je kennis of daar iemand anders bij betrekken. Om vervolgens terug te schakelen naar jouw eigen prioriteiten. Zo voorkom je dat dezelfde collega morgen weer aan je bureau staat. In de hectiek van de dag kan dit echter best een lastige opgave zijn. Als je al druk bent, kun je geneigd zijn in korte termijn-acties te denken en een hulpbehoevende collega ‘snel even tussendoor’ te helpen.
Chronos en Kairos
Vandaar de tweede tip: zorg voor voldoende ontspanning tijdens je drukke werkplanning. Dit is waar het fenomeen ‘tijd’ om de hoek komt kijken. We kunnen in onze westerse economie niet zonder versnellen, deadlines en snel schakelen. De tijd die daarbij hoort, noemen we ook wel ‘Chronos’, de chronologische, opeenvolgende en meetbare klokkentijd die wij indelen in uren, dagen en jaren. Chronos is van de agenda’s en de kalenders en afspraken. Een leven kan echter niet draaien zonder ‘Kairos’, de tijd die we af en toe stil laten staan door aandacht te besteden aan wat er om ons heen gebeurt. Kairos gaat over het beleven van de tijd, het ervaren van de tijd, Kwaliteit. Allebei de soorten tijd heb je nodig en de kunst is om beide te combineren. Zodat je een gezonde balans vindt tussen resultaatgerichtheid en bezinning en rust.
Ik bereid een gastcollege voor dat ik mag geven aan HR studenten en moet nog een hoop voorbereiden. Niet vergeten zo even uit mijn Chronos te stappen en te kijken hoe de tuin ervoor staat, met dit mooie weer!
En jij, hoe houd jij jouw Chronos en Kairos in balans?
Lachend kijkt de vrouw me aan. Een jaar geleden was ze samen met haar collega’s deelnemer tijdens een driedaagse training rondom samenwerken. Na een interne reorganisatie was er behalve veel onduidelijkheid in het bedrijf nogal wat ‘gedoe’ in het team ontstaan. Roddelen, slechte onderlinge communicatie en een enkeling voelde zich zelfs gepest doordat grapjes net iets te ver gingen. Ik zie de vrouw nog zo voor me zitten aan de start van de eerste dag. Net als een aantal andere collega’s met de armen over elkaar, een beetje mopperend en pruttelend. Af en toe gefluister tegen een collega.
Emoties en verwijten
Gaandeweg zag ik al verandering in haar en de rest van het team. Dat ging niet zonder slag of stoot. Huilen, boosheid en frustratie; veel emoties kwamen aan bod. Verwijten naar de directie, naar elkaar en naar andere afdelingen. En toch… na drie dagen intens trainen waren er prachtige stappen gezet. Er was iets veranderd. Als individuen stapten ze eerder de trainingslocatie in. En met een echt ‘teamcontract’ verlieten de teamleden de zaal. Het echte leven in waar de verandering moest gaan plaatsvinden.
Ik had de teamleden sindsdien niet meer gesproken en nu zag ik haar.
Trots
“Hoe gaat het met je?” Vraag ik. “Lekker! Weet je dat ik het steeds beter kan loslaten? Ik heb gewoon een heel leuk leven, met mijn werk en kinderen. En misschien komt het wel door het ouder worden. Het gaat gewoon goed!” Ik ben vervuld van trots. Hoe tof dat ze dit voor elkaar heeft gekregen! We zetten ons gesprek nog even voort, tot we elkaar gedag zullen gaan zeggen en ze weer verder aan het werk gaat. “Oja,“ kucht ze nog even.. “ik vond de trainingen niet altijd even leuk.. maar ik heb er wel echt heel veel aan gehad!”
Wat is het onderwerp in de volgende zin: “Ik loop naar school”
Welke rivier stroomt er door Parijs?
In welk jaar eindigde in Nederland de tweede wereldoorlog?
Denk nu eens aan jouw prestatie om deze vragen op te lossen. Op een schaal van 0 tot 10. Hoe trots ben je op je prestatie? De kans is groot dat je niet zo trots bent. Hoe dat komt?
Bekwaamheid en inspanning
Om trots te kunnen ervaren moet je jezelf als verantwoordelijk voor een prestatie zien en de prestatie moet aan bepaalde standaarden voldoen of deze overtreffen. Je zult een tennisser nooit horen zeggen dat hij zo trots is dat hij een wedstrijd heeft gewonnen omdat zijn tegenstander een enkelband verrekte tijdens de wedstrijd. Als dezelfde tennisser aangeeft dat hij trots is omdat hij dankzij het vele trainen de lastige volley’s van de tegenstander kon hebben, is het wel weer logisch. Je voelt je trots als je prestatie te maken heeft met bekwaamheid en inspanning.
Onzeker en klein
Trots is nodig: onderzoek heeft uitgewezen dat gezonde trots (dus niet de hoogmoed, leidend tot arrogantie) belangrijk is voor ons persoonlijk welzijn. Trots geeft een positieve zelfevaluatie en een goed gevoel sociaal gewaardeerd te zijn. Op de basisschool was ik een ‘snelle leerling’. Leerde makkelijk, haalde hoge cijfers en was halverwege het schooljaar al begonnen met de taal- en rekenboeken van hogere klassen. Klinkt goed, zou je zeggen. Maar dit had niets met trots te maken. Bekwaam? Vast. Inspanning? Nauwelijks. Als wij een opdracht af hadden, moesten we deze laten nakijken bij het bureau van de meester. Voor mijn gevoel stond ik daar het hele schooljaar. Ik wilde niet opvallen en had geen uitdaging. Voelde me onzeker en klein. En ik wist niet wat er mee te doen. Ter compensatie van de ‘aandacht’ aan het bureau van de meester ging ik foutjes maken. Spellingsfouten in een dictee of net een rivier vergeten bij de topo toets. Maar ik vond het niet fijn om zo fouten te maken. Ik zat in een gigantische ‘squeeze’ van mijn best willen doen maar niet op willen vallen. In plaats van trots op mijn prestaties voelde ik me juist onzeker en klein.
Indicator voor ontwikkeling
Ik geloof erin dat je fouten aangeven dat je iets nog niet weet, of nog niet kunt. De fouten die je maakt, zijn een indicator voor je progressie, ontwikkeling en groei. Maar dat betreft wel onbedoeld gemaakte fouten. De fouten die ik maakte waren een indicator voor adaptie. Conformeren aan het gemiddelde. Mezelf juist kleiner en het liefst ook wel onzichtbaar maken. En omdat ik niet leerde echte fouten te ondervinden, leerde ik geen risico’s nemen. Ik leerde niet te vechten en bleef ook tijdens de middelbare school en studie voor ‘veilig’ gaan. Tot ik een keer last ondervond: ik raakte mijn goedbetaalde baan kwijt en raakte in een volledige paniek omdat ik dacht dat het nooit meer goed zou komen. Toen leerde ik pas vechten.
Natuurlijk zijn de tijden veranderd. Mijn schoolvoorbeeld dateert van bijna 40 jaar geleden en ondertussen zijn er plusklassen voor meerbegaafden en extra lessen voor leerlingen die meer uitleg nodig hebben bij reguliere vakken. Dat is op zich een mooie ontwikkeling zodat onderwijs echt passend wordt. Het lijkt me als leerkracht of docent ontzettend lastig constant maatwerk te moeten leveren. Een persoonlijke aanpak lijkt in de praktijk onmogelijk. Toch is het niet zo moeilijk als het lijkt. Het gaat hier namelijk om een van de basisbehoeften. Erken elke leerling als mens. Kijk daadwerkelijk naar een kind en let op of hij wel regelmatig trots is op een prestatie. Of hij leert.
Als je trots op iets bent, vond je iets lastig. Je moest er moeite voor doen en misschien heb je er wel voor moeten vechten. En daarvan krijg je moed. Dus fouten maken moed.
Tot slot. Neem eens een kind in gedachten dat je kent. En vraag jezelf eens af: is hij of zij regelmatig trots? En hoe weet je dat? Beloof me: vraag het de volgende keer eens als je hem of haar ziet.
Stel je voor…. Het is maandagmiddag half drie. Je bent thuis aan het werk. Je puberdochter komt thuis uit school, roept ‘hoi!’ en loopt direct naar boven naar haar kamer. Je kijkt op je horloge en leest verder. Na een half uurtje zucht je en staat op van je laptop. Je loopt naar boven, klopt op de kamerdeur en opent de deur. Op de grond een rugzak met boeken, kleren en een lege chipszak. Je dochter ligt op bed met haar telefoon, oortjes in. Alweer. Je weet dat ze van de week een aantal pittige proefwerken en toetsen heeft. En ze zou vandaag ook haar kamer opruimen… Wat denk je, wat zeg je en wat doe je?
Zo begon afgelopen week mijn eerste event “Wie heeft de gebruiksaanwijzing van mijn slimme puber?” Dat deed ik samen met de Nationale Plusklas, begeleider van scholen, ouders en leerlingen op het gebied van hoogbegaafdheid. Meer dan 20 zeer betrokken ouders kregen een mini-training over hoe effectief te communiceren met slimme pubers. Veel ouders bleken zoals verwacht al enorm goed op weg te zijn, maar hadden nog net even een stukje meer informatie nodig te hebben. Maar waarom is dit nou zo lastig en hoe doe je dat dan wel?
Heb je iets gemist?
Er zijn drie factoren die het lastig maken duidelijk te communiceren op een manier die voorkomt dat je met elkaar in een strijd belandt. Je irriteert je aan het gedrag van je kind. Je ziet overduidelijk wat er gebeurt en snapt niet dat hij/zij dat niet lijkt te zien. En je maakt je zorgen. Je hebt een kind met een hoog potentieel maar ziet hem of haar afdalen en afdwalen van dat ‘kunnen’. Zo zonde, want je weet wat hij/zij kan. Je wilt heus wel eigen verantwoordelijkheid geven maar als jij loslaat dan gebeurt er niets. Kijk maar naar de stapels was in zijn/haar kamer! Tot slot is het ook lastig omdat het soms voelt alsof je de grip kwijtraakt. Je kind verandert: kort geleden nog luisterde hij/zij nog naar alles wat je zei en wilde je kind gerust nog hand in hand lopen in de stad. Nu begint hij of zij te gillen als je alleen al je hand per ongeluk uitsteekt. Je vraagt je af of je iets gemist hebt, of je het wel goed doet.
Als iemand niet lijkt te luisteren, we ons zorgen maken en we ook nog eens het gevoel hebben dat we grip verliezen, hebben we de neiging om te gaan controleren en adviseren of juist los te laten ‘doe het dan zelf maar’. Dat doen we door harder te praten of dingen te herhalen. Of juist niets meer te doen. Dit maakt het voor je kind onduidelijk, onrustig en hij/zij voelt zich niet gehoord. En hoe meer jij er om heen draait of de ander probeert te overtuigen, des te groter de kans dat je je punt helemaal niet meer zo duidelijk maakt.
Ingrediënten voor effectieve communicatie
Pubers hebben veiligheid en zekerheid nodig (dus ook grenzen en duidelijkheid), waardering en erkenning voor wie ze zijn en wat ze kunnen. Ook hebben ze behoefte aan zelfontplooiing, verantwoordelijkheid, zelf doen. Lijkt dat ingewikkeld? Ja. Is het onmogelijk? Nee. In drie stappen van de effectieve communicatie kun je goed in gesprek gaan, waarbij je helder overkomt, jezelf bent maar wel in relatie blijft met de ander. In een aantal oefeningen ontdekten de ouders hoe dit kan en wat je dan moet doen. En het bleek o.a. belangrijk te zijn je te verdiepen in de voor jou ogenschijnlijk onbelangrijke dingen in het leven die op dit moment voor je kind wel van belang zijn. Voor mijn kinderen is dat op dit moment het schoolkamp. Welke vriendinnen liggen bij elkaar in dezelfde tent, welke kleren neem ik mee, is er wifi (altijd een belangrijk issue!).
Een van de conclusies? Ga gewoon in gesprek met je puber. Verdiep je in wat belangrijk is voor hem of haar en verplaats je in je kind. Wat gebeurde er afgelopen weekend, wat speelt er op school en wat is er aan de hand met vrienden? Het is pas stap 1 maar het is wel een belangrijke. Succes!
Het lijkt een goeie grap. Maar het overkwam mij, vandaag vijf jaar geleden. Op de laatste dag van februari kwam het formele hoge woord van mijn werkgever eruit: per 1 maart hoefde ik niet meer terug te komen.
En dat deed ik ook niet.
Lamgeslagen
Een echte verrassing was het niet. Vier maanden eerder was me verteld dat mijn functie zou komen te vervallen maar het was nog niet duidelijk per wanneer dat zou zijn. Het lag niet aan mij, het was de business die anders georganiseerd zou gaan worden. Ik gaf leiding aan een team controllers en zij wisten op dat moment nog van niets. We werkten gewoon door, alsof er niets aan de hand was. Gelukkig was 2012 een schrikkeljaar en had ik een extra dag om aan het idee te wennen dat mijn laatste werkdag er aan zat te komen. Collega’s hadden nog een middag om op 29 februari een bos afscheidsbloemen te kopen. Ik kreeg enorm lieve en meelevende reacties. Maar in the end moet je het toch zelf oppakken. Geschrokken? Jazeker. Boos? Misschien ook wel. Verdrietig? Dat kwam later pas. Het was vooral ongeloof dat mijn gevoel beheerste. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat mijn functie kwam te vervallen, terwijl ik elke week tijd te kort kwam, zeven dagen per week werkte en zelfs na het naar bed brengen van de kinderen mijn laptop gehaast weer openklapte om weer verder in ellendige excelsheets en kostenanalyses te duiken. Daar stond ik dan. Wat te doen? Hoe neem je de leiding over je eigen leven als je lamgeslagen bent?
Leiderschap? Hoe dan?
Een paar jaar eerder volgde ik een tiendaagse managementtraining leiderschapsvaardigheden. Wat was het confronterend om dingen over mezelf te leren. Maar wat was het ook nodig. Ik verstond mijn eigen financiële vak en was succesvol. Maar hoe belangrijk om meer te weten over jouw eigen gedrag, het effect op anderen en hoe je gedrag kunt veranderen. De kwartjes vielen. Had ik dit maar eerder geweten! Maar dat ik die vaardigheden van de leiderschapstraining juist nodig had tijdens de periode na mijn ontslag had ik van tevoren niet kunnen bedenken. In moeilijke tijden heb je leiderschap nodig. Maar hoe dan?
Strandjutten
Als je niet elke dag naar je werk hoeft, kun je even goed nadenken. Soort van strandjutten bij eb. Wat zou ik eens gaan doen? Het comfortabele carrièrepad verder volgen en op zoek naar een functie als controller of toch iets heel anders? Iets waar ik stiekem sinds die leiderschapstrainingen ook al aan dacht. De kwartjes van de leiderschapstraining vielen op dat moment pas echt. Ik wilde iets anders. Maar willen is niet persé durven. Zeker voor iemand zoals ik, die haar hele leven tot dat moment nooit echt had geleerd risico’s te nemen, een sprong te wagen, of echt ergens voor had moeten vechten. Maar er was ook een ‘nu of nooit’.
Toen ik uitgedacht en uit-geanalyseerd was (sommige dingen krijg je er gewoon nooit uit), gooide ik het roer om. Ik startte een opleiding tot communicatie- en gedragstrainer. Had natuurlijk helemaal geen klantenkring en oefende met het geven van trainingen in mijn eigen woonkamer, met vrienden en vriendinnen, zus en buurvrouwen. Ik prutste en probeerde. Faalde en feestte. Struikelde en stond weer op. Ik ontdekte mijn focus, mijn doelgroep, mijn visie. En langzaam startte ik met mijn bedrijf, StiP.
StiP
Vandaag vijf jaar geleden stapte ik uit het financiële vak. En morgen bestaat StiP drie jaar. Ik leer mijn deelnemers en coachees datgene waar ik destijds zelf ook zo mee geholpen was. Het is namelijk wel mogelijk om én goed in je vak te zijn én effectief te kunnen communiceren en samenwerken. En als je dat kunt, dan sta je steviger. En dat helpt in moeilijke tijden van onzekerheid.
Deze vraag wordt mij regelmatig gesteld. En dan zeg ik rustig “ik weet het niet”. Want dat is ook zo. De kinderen met wie ik werk laat ik geen test doen. En van de volwassenen weet ik het trouwens ook niet.
“Ja maar het zijn toch van die kinderen en jongeren die altijd hoge cijfers halen en lekker makkelijk leren, geen probleem op school en met de studie enzo. En dan die volwassenen. Op alle gebieden succesvolle mensen zeg maar”
En dan ga ik er al iets anders voor zitten. Want ja, de kinderen die ik begeleid, vinden de standaard lesstof op school vaak makkelijk. De volwassenen die ik train en coach hebben diploma’s vaak zonder al te veel moeite gehaald. Maar dat ‘geen probleem op school en op alle gebieden succesvol’ gaat niet altijd op.
Als gedrags- en communicatietrainer train en coach ik kinderen en (jong-)volwassenen die vaak vlot en moeiteloos leren. Ze denken en schakelen sneller dan gemiddeld en zijn meestal gevat. Ik noem ze slimme snelle denkers. Zij hebben het ogenschijnlijk makkelijk in het leven maar in de praktijk lopen ze vaak tegen problemen aan. Ze hebben onvoldoende uitdaging, voelen zich anders, voelen zich soms buitengesloten en vinden het lastig om uitdagingen aan te gaan, nieuwe dingen te proberen. Ik help hen en begeleid ouders hoe ze met hun kinderen kunnen omgaan. Natuurlijk ben ik erg geïnteresseerd in het fenomeen begaafdheid. Er zijn nou eenmaal raakvlakken met mijn deelnemers. Ik heb mij verdiept in de belangrijkste theorieën en onderzoeken naar begaafdheid. Hieronder vind je meer informatie en links naar interessante informatiebronnen.
Hoogbegaafdheid: een kind is geen IQ
Want wanneer ben je nu hoogbegaafd en wanneer gewoon slim? En in hoeverre heeft het nou met je IQ te maken? Over hoogbegaafdheid bestaat nog veel onduidelijkheid. Een inmiddels achterhaalde definitie zegt dat men over hoogbegaafdheid spreekt als een persoon een IQ van 130 of hoger heeft. Ongeveer 2% van de totale bevolking heeft een IQ van 130 of hoger en is dus hoogbegaafd volgens dit model.
Uit de literatuur blijkt dat er geen eenduidige definitie bestaat. Volgens de informatiebrochure ‘jonge hoogbegaafde kinderen’ van het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid (NCJ) is een hoogbegaafde “een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.“
“Een aantal jaren geleden lieten scholen en ouders een intelligentierapport opmaken en gingen er op basis daarvan deuren open voor kinderen met een IQ hoger dan 130, die voor anderen gesloten bleven.” Aldus Caroline Beijers, expert hoogbegaafdheid en eigenaar van de Nationale Plusklas. “Gelukkig zien we een nieuwe beweging ontstaan. Op basis van literatuur is iedereen het er tegenwoordig over eens dat hoogbegaafdheid gaat over prestaties en dat uitzonderlijke prestaties alleen dan ontstaan als er sprake is van verschillende componenten; een hoge intelligentie is daar slechts een onderdeel van. Een kind kan niet alleen maar gezien worden als een kind met een hoog IQ; het is zoveel meer dan dat!”
Een IQ test is vaak nog wel een entreekaartje voor voltijds hoogbegaafden onderwijs. Deze kan afgenomen worden door een erkend orthopedagogisch bureau of GZ-psycholoog.
Verschillende types begaafdheid
In verschillende wetenschappelijke onderzoeken is veel geschreven over de begaafdheid van kinderen en gevolgen in emotionele en sociale factoren. Zelf vind ik het onderzoek van Betts & Neihart (1988, 2010) erg interessant. In dit onderzoek is gekeken naar het gedrag, de gevoelens en de behoeften van verschillende typen begaafde en getalenteerde leerlingen. Zij hebben vervolgens geconcludeerd welke risico’s er zijn als niet voldoende aan de psychologische basisbehoeften (relatie, autonomie en competentie) wordt voldaan. Zo worden het vermijden van uitdagingen, niet afmaken van taken, faalangst en onzekerheid hier o.m. beschreven. Betts & Neihart komen op die manier op zes verschillende types begaafde en getalenteerde kinderen. Mocht je willen weten welk type jouw kind volgens deze theorie is, op basis van dit onderzoek heb ik een test gemaakt met 48 stellingen. Door per stelling aan te geven of deze op jouw kind van toepassing is, kom je tot een van de zes types die Betts & Neihart uitgebreid hebben beschreven. Ik meld er ook nog praktische tips bij, die zij adviseren bij het ondersteunen van je kind, thuis en op school. Mocht je deze test willen ontvangen, stuur me gerust een bericht.
Gewoon slim of meer- of hoogbegaafd?
Voor diegenen die iets meer willen weten over het verschil tussen ‘gewoon slim’ en ‘hoogbegaafd’ kan ik het onderzoek van de Australische ontwikkelingspsycholoog John Irvine aanbevelen. In 2001 heeft hij enkele verschillen tussen een hoogbegaafd kind en een hoog intelligent / slim kind in kaart gebracht. Hieronder een lijst met de samenvatting.
Uit deze lijst blijkt dat volgens de theorie hoogbegaafde kinderen dingen vaak veel intenser beleven of meer in zaken opgaan.
Ik ben een Baas
Tot slot. Hoe hoog het IQ of welke leersnelheid dan ook.. elk kind heeft uiteindelijk min of meer hetzelfde nodig om gelukkig te zijn. Voor mij zit die basis in vertrouwen. Vertrouwen in jezelf en vertrouwen dat je krijgt van anderen. En daar gaat mijn methode “Ik ben een Baas” ook over. In deze training leren ‘slimme kinderen’ in tien stappen wat leiderschap is hoe zij een leider kunnen worden en vooral wat zij daar aan hebben. Ik laat deze jonge talenten zien dat de manier waarop zij in elkaar zitten heel erg de moeite waard is en hoe zij hun talenten succesvol kunnen inzetten om hun droom te realiseren. Zo krijgen zij weer zelfvertrouwen.
Meer weten over de training of een andere vraag? Klik dan hier. Je kunt me gerust ook mailen of bellen voor een gratis en vrijblijvend intakegesprek.
Toen ik een jaar of 10 was, bedacht ik samen met mijn zus een nieuw woord.
Lekkerleukeng .
Een woord dat drie woorden samenvoegde tot een geheel nieuwe betekenis en stond voor alles wat heel erg leuk was maar tegelijkertijd ook heel erg eng. Een soort van spannend maar dan anders. Als ik het nu zo analyseer, is ‘spannend’ een te vlak woord, een woord zonder beweging. En lekkerleukeng geeft aan wat er allemaal tegelijk kan gebeuren. Spannender dan leuk, veiliger dan eng en meer inhoud dan alleen maar lekker.
Een van de eerste lekkerleukeng ervaringen was tijdens een vakantie met mijn ouders, broer en zus. We zouden een grot bezoeken in de Harz in Duitsland. Donker en smalle glibberige gangetjes. Eng, maar leuk-eng omdat mijn ouders erbij waren en ons wezen op de prachtige plekjes. En weer lekker toen we er eenmaal uit waren. Dit hadden wij mooi meegemaakt! Iets meer dan vijftien jaar geleden ging ik bungeejumpen boven de Zambezirivier, op de grens tussen Zambia en Zimbabwe. Als ik er nu aan denk, vind ik het alleen maar eng maar toen was het echt heel erg lekkerleukeng. Leuk-eng omdat ik vastzat in een tuigje en lekker door de adrenaline die vrijkwam na het springen en ik onder gejuich van anderen weer terugholde op de brug.
Zo gaat het ook met nieuwe dingen leren. Dat kan best eng zijn. Zeker voor iemand als ik die vindt dat ze gelijk iets goed moet kunnen. Neem nou mijn tenniscarrière. Een jaar geleden begonnen met les en tot mijn frustratie kwam ik er na een aantal maanden achter dat dit niet iets is wat je even leert. Dus ging ik met een team na vier maanden les competitie spelen. Om veel ervaring op te doen. De eerste wedstrijd was eng! En wat verloren we veel! Maar we hadden lol, niemand mopperde als een van ons weer een bal miste en als we dan een puntje pakten dan was dat heerlijk. Gevalletje lekkerleukeng dus.
Gisteravond tijdens tennisles realiseerde ik me dat lekkerleukeng ook centraal staat in mijn trainingen. Ja, het is voor deelnemers zeker eng om nieuwe dingen te leren. Je gedrag verander je niet zomaar, als je het je hele leven al op een bepaalde manier doet. Het zet je weer even helemaal op nul, je maakt fouten en je baalt als het niet meteen lukt. Mijn ultieme doel is mensen veilig te laten leren. Je mag fouten maken want fouten maken heeft een functie. Door fouten maken word je gewezen op wat je hebt te leren. En we gaan door totdat het lukt. Op jouw manier, zonder een kunstje aan te leren. Dat maakt het leuk-eng. Dus veiliger. En hoe lekker is het als het lukt!
Lekkerleukeng gaat dus over iets nieuws durven met iemand die je helpt, motiveert en stimuleert, waardoor het niet meer alleen maar ‘eng’ is. Lekkerleukeng is drempelverlagend.
Nog even gisteren over die tennisles: ik moest leren smashen maar het ging van geen kanten. Twee, drie, vier keer achter elkaar mepte ik mijn racket naast die bal. Zo frustrerend! Maar de tennisleraar hield vol, liet mij eerst een aantal volleys maken en die lukten. Schaalde daarna op naar een smash-bal tot het er eindelijk op begon te lijken. En dat bedoel ik dus: veilig leren en helpen doorgaan tot het lukt. Toptrainer.
Weet je, het werk loopt op zich wel lekker, maar ik heb het gevoel dat ik er meer uit kan halen.
Ik heb een leuke baan hoor. Maar ik zie me dit niet de komende 20 jaar nog doen.
Mijn huidige werkzaamheden bevallen me prima maar ik zou wel eens willen weten wat ik kan doen om naar een next level te komen.
Het lijkt wel alsof ik dit soort opmerkingen steeds vaker hoor van klanten. En ik moet je eerlijk zeggen… ik herken de zinnen uit de tijd van toen ik een aantal jaar geleden nog ‘gewoon’ als werknemer bij een ‘baas’ werkte. Hoe komt dit? Zijn we niet meer tevreden met een 6 of 7? Moet het dan altijd een 9 zijn? Of is er gewoon meer mogelijk en willen we dus meer? Een soort van ‘niet omdat het moet, maar omdat het kan’? Of is het nog iets anders?
Tevreden… maar we willen meer!
In een jaarlijks onderzoek van LinkedIn* bleek vorig jaar nog dat vier op de vijf Nederlandse werknemers tevreden zeggen te zijn met hun huidige baan. Toch stond 81 procent open voor een nieuwe baan als er een mooie kans voorbij kwam. En ook dit jaar blijkt weer: Bijna heel werkend Nederland staat open voor een verkennend gesprek bij een nieuwe werkgever als zij daarvoor worden benaderd – maar liefst 83 procent. We zijn dus tevreden (en dat sluit aan bij bovenstaande quotes) maar we kijken om ons heen. Willen meer.
Wat zoeken we dan, wat maakt ons gelukkig in het werk? Dat salaris geen geluksdrijfveer meer is, weten we al een tijdje (bovenstaand LinkedIn rapport vermeldt inderdaad dat slechts 16 procent van de Nederlanders waarde hecht aan een betere beloning en secundaire arbeidsvoorwaarden. Overigens opvallend laag, vergeleken bij het wereldwijde gemiddelde van 49 procent).
Werkgeluk
Google is ook mijn best friend en ik stuitte op een onderzoek met een passende naam, de Job Happiness Index 2016** De interessante conclusie luidt:
In de rijkste landen ter wereld zijn werknemers relatief ongelukkig met hun werk, terwijl werknemers in minder rijke landen eerder tevreden zijn. Colombia staat als 37e op de lijst van landen met bruto nationaal product maar is wel dat land waar de gelukkigste mensen werken. Terwijl de Verenigde Staten – met het hoogste bruto nationaal product – slechts een 22e plek scoort. Is welvaart dus geen maat voor welzijn? Overigens werken de minst gelukkige mensen in Japan. En Nederland staat op de twintigste plaats in dezelfde lijst.
‘Het soort baan dat mensen gelukkig maakt, zijn vaak die banen, die mensen het gevoel geven een doel te hebben, of waarbij mogelijkheden liggen voor de toekomst. Ongeacht of dat is door anderen te helpen of door te groeien naar de functie van directeur.’ Aldus de managing director Benelux van het onderzoeksbedrijf.
Wat wil jij worden als je later groot bent?
Deze maand vijf jaar geleden kreeg ik te horen dat mijn functie (de goedbetaalde vaste baan waar ik best tevreden mee was) kwam te vervallen. Natuurlijk was dat schrikken. Maar ik besloot het roer om te gooien en weer op zoek te gaan naar wat ik ook al weer wilde worden als ik later groot zou zijn. Ondertussen weet ik wat dat is: ik wil mensen inzicht in zichzelf en in anderen geven. Inzicht in jezelf en in anderen geven zelfvertrouwen en helpen om je te ontwikkelen en zijn de basis van samenwerken en communiceren. En inderdaad… soms stel ik daarbij de vraag: wat wilde jij worden als je later groot zou zijn?
En daar word ik nou blij van! Of zou een ander resultaat uit de Job Happiness Index verklaren waarom ik gelukkig ben met mijn huidige werk: De top 3 banen waarin men in Nederland het gelukkigst is, is namelijkZelfstandig ondernemer (1) Directiesecretaresse (2) en Process Operator (2).
* Het onderzoek van LinkedIn is te vinden via https://business.linkedin.com/talent-solutions/blog/2015/05/data-reveals-how-candidates-want-to-be-recruited-infographic
** De Job Happiness Index kun je lezen op http://blog.indeed.com/hiring-lab/indeed-job-happiness-index-2016/
“Dank u wel dat u stopt met bellen als u naar de kassa komt om af te rekenen” .
Glimlachend kijkt de jonge caissière me aan. Ik hoop dat ze niet doorheeft dat ik schrik van deze opmerking die eigenlijk een bedankje is. Dat ik schrik van het idee dat ik een vorige keer misschien niet stopte met bellen. Omdat ik de persoon aan de andere kant van het telefoongesprek simpelweg belangrijker vond dan de persoon fysiek voor mij. Echt, ik weet op dat moment eerlijk gezegd echt niet of ik dit een voorgaande keer anders heb aangepakt. Wel weet ik dat ik deze keer bewust stopte met bellen. Dat ik mijn dochter, hoewel ze in mijn leven uiteraard belangrijker is dan welk meisje in de Jumbo dan ook, vroeg nu op te hangen omdat ik naar de kassa moest. Ik herpak me in een halve seconde en focus me op haar tegenover me. “Geen dank.” zeg ik, weer zeker van mezelf. “En wat goed dat je dit zegt. Zo ben ik weer even bewust van mijn gedrag.“
Ik besluit de stoute schoenen aan te trekken en vraag haar “Had je het ook gezegd als ik nog aan het bellen was geweest? Dat je het niet prettig vond?” Haar gezicht betrekt en ze zucht: “Nee, dat doe ik niet meer. De mensen hier uit de buurt snappen dat toch niet en dat levert alleen maar gedoe op.” En opeens schaam ik me. Voor mijn eventuele eerdere gedrag en ook voor al die anderen. Zij die boos worden als een ander vraagt haar te ‘zien’. Te zien als mens en niet als een lopende band of als kassabon. Ik besluit ter plekke dat ik vanaf nu altijd bewust zal stoppen met bellen in een supermarkt voor ik ga afrekenen. En daarbij altijd zal denken aan dat meisje van de Jumbo dat voor zichzelf op wil komen maar niet weet hoe dat te doen.
“Ik vind het echt heel goed dat je me aansprak.” herhaal ik. “En ik gun je dat je een manier vindt om het een volgende keer wel te kunnen zeggen als het niet gebeurt zoals jij wilt. Want zo te zien word je daar niet echt blij van.”
“Dank u, ik hoop dat dat een keer lukt!” lacht ze weer. “En wilt u zegeltjes voor de armbandjes?”
Toen ik negen jaar was, maakte ik een werkstuk over konijnen. Ik snap eigenlijk niet hoe ik daar op kwam want ik heb niets met konijnen, maar er zal destijds vast een logische verklaring voor zijn geweest. Nou beleefde ik zelf niet zo’n plezier aan dat werkstuk maar het leuke was dat mijn werkstuk in de schoolkrant gepubliceerd mocht worden. Trots dat ik was! Dat zou vast betekenen dat mijn werkstuk gewoon goed was. Niets op aan te merken en een vermelding in de schoolkrant waard!
Even een zijweggetje. Toen ik negen jaar was, bestond het woord ‘stencil’ nog. Check even, als je dit woord kent dan werk je of (al heel lang) in het onderwijs, of je bent minstens zo oud als ik. Als je het woord niet kent: dit noemen we tegenwoordig gewoon een kopietje. En als je die ook niet snapt, houd het dan maar op een geprint pdf’je of scan. Anyway, waarom ik dit uitleg, is omdat de schoolkrant bestond uit stencils (= kopietjes = printjes) van handgeschreven tekst. Met andere woorden: ik moest mijn werkstuk overschrijven uit mijn schriftje zodat het in de schoolkrant kon komen.
Met veel concentratie ging ik aan de slag en tevreden leverde ik mijn papier in bij de meester. Ik herinner me nog goed hoe hij een wenkbrauw optrok toen hij mijn blad bekeek en mij vervolgens zei dat het niet netjes genoeg geschreven was. Mij kennende zal ik ‘kan gebeuren’ gedacht hebben en gedreven pakte ik vast een nieuw leeg vel om nog een keer aan de slag te gaan. Bij het inleveren van poging twee was de teleurstelling groot…. Nog steeds vond de meester het niet netjes genoeg geschreven. Hoe moest het dan nog beter? Aarzelend startte ik een derde poging. De trots van de publicatie nog achterin mijn negenjarige hoofd. Helaas was het ook deze keer nog niet goed genoeg. Of ik het nog één keer wilde overschrijven. Ik ging van trots naar teleurstelling naar tegendraads. Hier had ik dus geen zin meer in. Het ging toch om het werkstuk, wat maakte dat handschrift dan uit?
Tot op de dag van vandaag herinner ik me niet meer wat ik heb gedaan en of het stuk uiteindelijk in de schoolkrant is verschenen. Wel weet ik nog hoe het voelde om steeds teleurgestelder te raken zonder enige aanwijzing wat er dan anders zou moeten en waarom het überhaupt zo belangrijk was dat het ging zoals de meester het wilde.
Net als alle anders achtste groepers, hebben mijn dochters deze week de eindtoets. Dit terwijl ze al lang en breed zijn ingeschreven voor de middelbare school, maar dat geheel terzijde. Gelukkig hebben zij een juf die ze fantastisch heeft begeleid tijdens dit laatste basisschooljaar. Lesgeven waarbij kinderen snappen wat en hoe het anders kan waarbij hun eigen talenten centraal staan en ze trots mogen zijn op wie ze zijn en wat ze kunnen.
Ik geef dan wel geen les, maar tijdens mijn trainingen staat deze visie wel centraal. Persoonlijk (ik stem af op jou en niet andersom) en Praktisch (concrete handvatten hoe het anders kan). En als ik even terug kon in de tijd, dan zou ik tegen mijzelf zeggen dat ik echt wel trots mocht zijn op mijn konijnenwerkstuk. Who cares about the gestencilde schoolkrant?