Punt.

“Eigenlijk ben ik altijd diegene die andermans problemen oplost. Als iemand een afspraak niet is nagekomen. Dat is zo ontstaan op de lagere school en ik weet niet hoe er mee te stoppen…”

De tweedejaars studente kijkt me met een vragende blik aan terwijl ze op haar stoel zit te wiebelen. We zijn een oefening aan het nabespreken in een training rondom samenwerken. In de oefening gingen de studenten twee aan twee aan de slag met een situatie waarin ze leren hun ‘punt te maken’. En dat tegenover die ene mede-student die voor de zoveelste keer een afspraak niet nakwam in een project. Maar hoe doe je dat? Hoe zorg je dat je boodschap overkomt zonder dat er daarna gedoe is? Deze studente kiest er voor om haar punt niet te maken en daardoor in ieder geval ‘dat gedoe’ te voorkomen. En dat begrijp ik best.

Korte termijn voordeel 

Op het eerste gezicht lijken er voordelen te zitten aan het ‘niet-maken-van-je-punt’. Omdat je misschien een conflict vermijdt en tenminste geen kritiek terug krijgt. Eerlijk zijn over ontevredenheid is spannend want we willen niet kwetsen. We zijn soms nog eerder geneigd onszelf te beschuldigen dan de ander op iets aan te spreken. En daarbij spoken er allerlei gedachten door ons hoofd:

  • Heb ik het wel goed gezien?
  • Is het ‘normaal’ dat ik me hieraan erger?
  • Mág ik hier wel iets van zeggen?
  • Wat wil ik er eigenlijk mee bereiken?
  • Hoe zeg ik het en kunnen we daarna nog samenwerken?

Dit resulteert tot vaak tot een ‘Joh maakt niet uit!’ van jouw kant en je lost het zelf wel op.

Lange termijn last

Deze oplossing blijkt echter op de lange termijn niet te werken. Enerzijds omdat je jezelf blijft ergeren (ik wil er wel wat van zeggen maar ik durf niet) en aan de andere kant omdat de ander geen verantwoordelijkheid pakt en geen kans krijgt om zich te verbeteren. Wat dan wel? Eerlijk en duidelijk zijn. Gun het je zelf. En gun het de ander om inzicht te krijgen in zijn of haar gedrag. Zodat je samen in gesprek komt. Dan start de samenwerking past echt.

Terug naar de studente. Ze doet die avond enorm haar best. Wordt aangemoedigd door de anderen en ziet ook in dat het zo niet langer voor haar werkt. Ze wil veranderen. En ik denk maar een ding: wat had ik het jou gegund al eerder te leren je punt te maken. Tijdens de basisschool bijvoorbeeld.

 

Het recht van de ‘struggle’ voor elk kind

Het volgende artikel schreef ik voor Zorg Primair. Het werd in juni 2018 gepubliceerd, in een themanummer rondom ‘aangeleerde hulpeloosheid’. 

Inleiding

Is het nou echt zo slecht om je als bezorgde ouder af en toe te bemoeien met het huiswerk van je kinderen als het mis dreigt te gaan? Over de mogelijke gevolgen van het helikopterschap, ook al is de bedoeling goed. En het belang van veerkracht en trots.

Hoe vaak gebeurt het me niet. Dat ik, hoewel ik weet dat ze ‘even moet chillen’ na al die drukke lessen, toch steeds weer geneigd ben ‘s middags even om het hoekje van de kamerdeur van mijn 13-jarige dochter te kijken. Om te controleren of ze ook aan de slag gaat met haar huiswerk. Al die proefwerken in het tweede jaar van het VWO, wetende hoe haar cijfers er voor staan en dat plannen lang niet altijd zo makkelijk voor haar is. En als ik na mijn voorzichtig vragen de hulpeloze blik van mijn dochter zie, weet ik dat ik weer in mijn eigen valkuil ben getrapt. Door mijn frustratie en eeuwig beschermende liefde sta ik te ratelen. Als een helikopter ben ik rondjes boven haar aan het cirkelen, kijkend wanneer ik een snoekduik moet maken om bij te sturen in het schoolwerk. En ik weet dondersgoed dat dit niet handig is.

Frustraties als ingrediënt voor veerkrachtige kinderen

De term helikopterouders werd geïntroduceerd in een boek van Cline & Fay (1990)[1]. De ouder zou als een helikopter steeds boven het kind in de lucht hangen om te kijken of alles wel goed gaat en om waar nodig obstakels weg te nemen en beslissingen voor het kind te nemen. Andere bewoordingen die hetzelfde fenomeen beschrijven zijn curling parents of sneeuwploegouderschap. Ze komen alle neer op hetzelfde: “Ouders die hun kinderen overmatig aandacht geven, beschermen tegen beren op de weg en aan alle kanten hun cognitieve prestaties en sociaal-emotionele ontwikkeling proberen te sturen”[2]Maar waarom roept dit voorval een negatief gevoel bij mij op, vraag ik me af. Is het nou echt zo slecht om je met het huiswerk van je kinderen te bemoeien? Als je je kind ziet afdalen en afdwalen van wat hij of zij kan, is dat zonde want het potentieel wordt niet volledig benut. Dan bedoel je het toch goed als je helpt?

‘Het is belangrijk om kinderen –en ouders- te trainen in frustratietolerantie’, aldus Yolanda Buchel, psychologe en managing partner van Woosh5. ‘Helikopterouders die er op gebrand zijn om alles zo leuk mogelijk te laten zijn, leren hun kinderen niet om te gaan met tegenslag. Geluksterreur noem ik dat ook wel. Kinderen worden overal met de auto naar toe gebracht en weer opgehaald. We zorgen er voor dat er minimaal twee lagere schoolvriendjes in de brugklas komen te zitten. Het leven zit zo echter niet in elkaar’ aldus Buchel. ‘Frustraties en bijbehorende negatieve emoties horen bij de eerste stappen naar zelfstandigheid en het ontwikkelen van een eigen identiteit. Daar worden kinderen veerkrachtig van omdat ze zich dan realiseren dat ook minder leuke dingen part of the game zijn. Ze moeten er zelf mee gaan dealen en het geeft juist zelfinzicht- en vertrouwen (niet meteen misschien maar na een tijdje) wanneer je lastige tijden hebt weten te doorstaan. Die veerkracht vormt zich niet als ouders constant alles voor hun voeten wegmaaien.’

Aangeleerde hulpeloosheid en een statische mindset

Als je als kind gewend bent nooit tegenslag te ervaren en niet hebt moeten vechten voor prestaties dan kan dat leiden tot vermijden van risico’s in je latere leven. Ik maakte het zelf ook mee. Niet omdat mijn ouders nou zo enorm aan het curlen waren. Wel omdat ik als onzekere slimme snelle denker er alles aan deed om me aan te passen, geen uitdagingen aan te gaan en vooral zo onopvallend mogelijk te zijn. Het gevoel om altijd de beste en snelste te zijn maakte me kleiner. De enige –tijdelijke- uitdaging waren de reken- of taalboeken van de volgende klas. Ik was alles behalve trots op de tienen die ik haalde. Ik hoefde er immers geen moeite voor te doen. En ik zocht die moeite ook niet op. Dat ik in die tijd een tekort aan veerkracht voor de langere termijn ontwikkelde, werd des te duidelijker toen ik jaren later met al mijn diploma’s op zak door een reorganisatie een vaste baan verloor. Ik had nietgeleerd om risico’s te nemen of een sprong te wagen. Volledige paniek, gefrustreerd en hulpeloos. Hier had ik nog nooit mee hoeven dealen.

Het bijkomende gevaar wat hier op de loer ligt, en wat mij ook overkwam, is wat Carol Dweck de statische mindset noemt. Iemand met een statische mindset gaat ervan uit dat intelligentie en capaciteiten een gegeven zijn, grotendeels vastliggen en niet ontwikkelbaar zijn. De grootste angst van deze persoon is om fouten te maken. Want dan wordt hij bestempeld als dom of een verliezer. Hierdoor zal een kind met een statische mindset het liefst uitdagingen uit de weg gaan. Terug naar mijn schooltijd. Na het VWO had ik twee grote wensen. Of naar de toneelschool of economie studeren aan de universiteit. Beide open dagen kwam ik met allerlei smoesjes thuis. Dit zou me toch nooit lukken. En is een universiteit niet veel te theoretisch? Mijn aangeleerde hulpeloosheid leidde mij naar een HBO opleiding, grotendeels klassikaal les, net zoals op de middelbare school. Vier gezellige maar wel veilige jaren zonder inhoudelijke uitdaging. Alweer. Ik was mijzelf aan het helikopteren.

Het is een verschijnsel dat veel slimme snelle denkers ervaren. Zij zijn snel in hun ontwikkeling, hebben geen moeite om nieuwe materie zich eigen te maken en ondervinden geen uitdaging op school. Ze worden gecomplimenteerd voor het halen van hoge cijfers en ontvangen complimenten hiervoor. De perfecte ingrediënten voor een statische mindset. In sommige gevallen komt het voor dat een kind juist zegt dat iets “saai” is. Dit is dan vaak een manier om een statische mindset te verbergen. Eigenlijk is de persoon bang om het proberen en te falen.[3]Deze mindset belemmert leren en faalangst kan ontstaan. Iemand met een groeimindset daarentegen gaat ervan uit dat je je intelligentie en capaciteiten kunt ontwikkelen. Dit is een kind dat nieuwe dingen uitprobeert en leert van de fouten die hij maakt. Dit kind heeft zin in uitdagingen en ziet tegenslag als een leerproces.

De effecten op psychologische basisbehoeften

Terugkomend op mijn ‘ik bedoel het toch goed’. Het is zeker belangrijk om betrokken te zijn bij het schoolleven van je kind. De onderzoekers Ed Deci en Richard Ryan, die aan de basis hebben gestaan van een invloedrijke motivatietheorie, hebben drie psychologische basisbehoeften vastgesteld die voor elk mens gelden[4]. Dat aan deze behoeften voldaan wordt, is belangrijk voor hoe goed mensen zich voelen en hoe goed zij functioneren. De drie behoeften zijn de behoefte aan autonomie, de behoefte aan competentie en de behoefte aan verbondenheid. Autonomie houdt in datwe graag zelf willen bepalen wat we doen. Verbondenheid betekent datwe willen dat er voor ons gezorgd wordt, dat we contact hebben met andere mensen, dat we bij andere mensen horen en dat we iets kunnen betekenen voor andere mensen en een bijdrage kunnen leveren aan de groepen waar we bij horen. Competentie is gerelateerd aan onze behoefte om ons bekwaam te voelen binnen onze omgeving en het gevoel effectief te kunnen handelen. We willen dingen doen waar we goed in zijn en die met succes afronden. Voed je deze drie psychologische basisbehoeften dan stijgt je energiepeil, blijkt uit onderzoek van Ryan en Deci. Gebeurt dat niet, dan raak je uitgeput. Maar wat is het verband tussen overbeschermd opvoeden en deze basisbehoeften?

In 2014 werd aan 297 studenten tussen 18 en 23 jaar middels een schriftelijke enquête gevraagd om het ouderlijk gedrag van hun moeder te beschrijven én zichzelf te beoordelen op autonomie, competentie en hoe ze kunnen omgaan met andere mensen. Ze moesten ook aangeven hoe tevreden ze waren met hun leven, of ze angstig waren en of ze al dan niet last hadden van depressieve symptomen. Stellingen waarop gereageerd moest worden waren een mix van helicoptergedrag zoals ‘mijn moeder wil regelmatig dat ik haar bel of een bericht stuur om te laten weten waar ik ben’ autonomie ondersteunende waar onder ‘moeder stimuleert me om een begroting te maken en mijn eigen financiële zaken te beheren’. Uit een analyse van de antwoorden bleek dat er een verband is tussen een overdreven niveau van ouderlijke controle en een negatief welzijn bij de studenten en zelfs een verhoogd risico op een depressie. Ook was er een lagere percepties over de eigen autonomie, competentie en het vermogen om met anderen om te gaan. [5]

Overbescherming heeft volgens dit onderzoek dus een negatief effect op de behoefte aan competentie en daarmee mogelijk ook op de groeimindset. Als het kindimmers steeds weer wordt geconfronteerd met de controles en acties van ouders kan het ‘ik kan het dus niet zelf’ gaan denken. En er kan het gevoel ontstaan dat het je dus helemaal nooit zal lukken. Je hebt het immers nog nooit geprobeerd. Het gebrek aan autonomie (ze voelen zich niet in staat om hun eigen leven te regelen of eigen keuzes te maken) en overtrokkenheid tast het vermogen om om te gaan met anderen aan.

Trots

Wat dan wel? Moeten ouders hun kinderen hun gang dan maar laten gaan, zelf ploeteren, falen en weer opstaan? Ja eigenlijk wel. Ik pleit voor het recht van de struggle voor elk kind. Geen levensbedreigende kwesties uiteraard maar uitdagingen die zelf opgelost kunnen worden met eigen creativiteit en competentie. Stapje voor stapje. En als dat gelukt is, kan een kind trots zijn. Trots op iets dat hij of zij zelf heeft gepresteerd. En die uitdaging zelf opzoeken lukt minder makkelijk, als dat pad wordt geëffend door ouders die alsmaar bijspringen als het even niet lukt, die planning voor het huiswerk maken of die powerpoint of prezi even in elkaar zetten. En natuurlijk doen we dat betrokken, met de nodige zorg en zijn we het vangnet als echt niet lukt. Een beetje vliegen mag. Maar denk aan je hoogte en neem het niet over. Hoe dan wel? Door keuzes en suggesties te geven in het oplossen van problemen, door ruimte te geven voor eigen meningen en gevoelens, aan te moedigen en stimuleren om dingen uit te proberen.

Daar heb je als ouder zelf ook een groeimindset voor nodig: je kind kan het nu misschien nogniet. En ja, dat loslaten is best lastig. Dus als jij net als ik in je valkuil stapt, bedenk dan voor jezelf: “Waaraan ga je zo meteen merken dat je dit al iets beter lukt?”. Ga ik er ook even over nadenken, ok?

Sandra Kamp (www.stiptrainingen.nl) is gedrags- en communicatietrainer en traint en coacht leiders om steviger te staan in communicatie en samenwerking. Zij heeft de methode “Ik ben een Baas” voor slimme snelle denkers op de basisschool ontwikkeld. Met deze methode, die tevens als online training te volgen is,  worden kinderen in tien stappen aan het denken gezet over hun persoonlijk leiderschap. Wie ben jij, wat zijn talenten om jouw droom te laten uitkomen, hoe kun je samenwerken en wie zijn jouw hulpbronnen als je er zelf niet uitkomt? Sandra laat deze leiders van de toekomst zien dat de manier waarop zij in elkaar zitten heel erg de moeite waard is. Zo krijgen zij weer zelfvertrouwen!

[1]https://books.google.nl/books/about/Parenting_with_Love_and_Logic.html?id=TpCtPAAACAAJ&redir_esc=y

[2] http://scriptiebank.be/scriptie/2014/zijn-adolescenten-van-overbeschermende-ouders-gelukkiger-een-studie-naar-de-relatie

[3] http://progressiegerichtwerken.nl/dit-is-saai-uiting-van-ongemotiveerdheid-of-een-statische-mindset/

[4] uit: Kiezen voor progressie, Coert Visser https://www.managementboek.nl/boek/9789079750023/kiezen-voor-progressie-coert-visser

[5] https://www.hln.be/nina/familie/overbezorgde-mama-meer-kans-op-depressieve-tiener~a188cfe5

Iedereen kampioen? Wij niet!

Ik zie de meiden nog zo zitten in de kleedkamer. Tien 12- en 13-jarigen. Met rode, uitgeputte hoofden na een wedstrijd aan het einde van een lastig handbalseizoen in de hoogste poule. We hadden net een aantal wedstrijden achter elkaar verloren. En dat volgend op een D competitie waarin het kampioenschap relatief eenvoudig was behaald. Nu in de leeftijd van de C’tjes was er amper een puntje gescoord. Tenminste, niet zichtbaar in de poulestand, gezien onze op een na laatste positie in de competitie. Toch zagen mijn mede-coach en ik elke week een enorm aantal positieve punten. Want was er in die zes wedstrijden enorm veel geleerd en wat was er per wedstrijd enorm gegroeid in samenwerking, vechtlust en teamspirit!

 

Goed zijn of beter worden?

Maarja. Alles leuk en aardig… na deze wedstrijden in de C1 moest de vereniging kiezen uit twee poules voor de vervolgcompetitie: een veel lagere poule of weer een pittige indeling, waarbij wij in het laatste geval alweer tegen hele sterke teams zouden moeten spelen. Lastige keuze, want wat is nou beter of leuker: met grote zekerheid alle wedstrijden weer eens lekker winnen of enorm bikkelen voor misschien maar een paar puntjes in de ranglijst? We besloten het aan de dames zelf voor te leggen. En daar zaten wij dus. Twee coaches tegenover de meiden. We bespraken de opties en de mogelijke gevolgen. Wat doen we: twee poules terug naar beneden en makkelijk presteren, of houden zoals het is en keihard leren? Willen we goed zijn of beter worden? Het bleef maar heel even stil in de kleedkamer. De reacties kwamen een voor een. En unaniem kozen de dames voor het leren in de hoge poule.

 

Vechtlust, samenwerking en teamspirit

Dus daar gingen we weer. Twee keer per week trainen en elke zaterdag op pad. Van Aalsmeer naar De Kwakel  en van Ouderkerk aan de Amstel naar Volendam. En wat werd er kei- en keihard gewerkt. De vechtlust, samenwerking en teamspirit van vorig jaar bleek niets vergeleken met de prestaties van dat vervolgseizoen. Het kostte letterlijk bloed (ja het is nu eenmaal handbal), zweet en tranen.  En met hele kleine stapjes gebeurde het. Dik verliezen, gelijkspel, beetje verliezen en opeens winst! Dan weer verliezen, bijna winnen en weer winst!

We zijn nu een jaar verder. Het is de periode dat je op facebook en instagram de kampioensfoto’s en filmpjes voorbij ziet komen. Trotse ouders en kinderen, zingend en dansend met bekers en vaantjes, taart en limonade. En wij? Wij zijn geen kampioen. Ons team staat aan het einde van dit seizoen niet eerste maar wel tweede van de poule. Tweede! En kijk eens waar we vandaan komen. En wat zijn we trots op de prestatie van het team!

 

 

Waar blijft de tijd?

We roepen het zo vaak, dat het bijna een cliché wordt. “Wat gaat de tijd toch snel!” Tijd om eens dieper in de materie te duiken. Dat deed ik deze week tijdens een training ‘de hectiek de baas’ aan 13 Young Professionals die toe zijn aan een volgende stap in hun carrière. We bespraken het fenomeen ‘tijd’ en het belang van je aandacht richten op wat echt belangrijk voor je is.

 

Nog niet

“Ja ik vind mijn gezin belangrijk, maar ik wat moet ik dan doen, als die collega om vijf uur aan mijn bureau staat terwijl ik eigenlijk al naar huis had gewild?” De jonge vrouw kijkt de andere professionals vragend aan. “Als ik het niet doe, dan gaat het geheid mis en kan ik morgen toch alle fouten er weer uit halen. Dus hoe dan ook ben ik de klos!” vervolgt ze.

Natuurlijk heeft zij een punt. Je zit in drukke tijden niet te wachten op vervelend herstelwerk omdat je collega een bepaalde taak nog niet goed kan. Maar daar zit hem juist de crux. Nogniet goed kan.Nog.En als jij die taak steeds voor die ene collega blijft overnemen, dan leert hij of zij het ook nooit. Bovendien, met steeds die aap op je schouder loop je het risico dat je je eigen prioriteiten uit het oog verliest. En blijft hollen voor een ander. Over ‘wat is er echt belangrijk voor je’ gesproken…

Wat dan wel? Twee zaken zijn hierin belangrijk. In de eerste plaats zou je bijvoorbeeld tijd kunnen investeren in het overdragen van je kennis of daar iemand anders bij betrekken. Om vervolgens terug te schakelen naar jouw eigen prioriteiten. Zo voorkom je dat dezelfde collega morgen weer aan je bureau staat. In de hectiek van de dag kan dit echter best een lastige opgave zijn. Als je al druk bent, kun je geneigd zijn in korte termijn-acties te denken en een hulpbehoevende collega ‘snel even tussendoor’ te helpen.

 

Chronos en Kairos

Vandaar de tweede tip: zorg voor voldoende ontspanning tijdens je drukke werkplanning. Dit is waar het fenomeen ‘tijd’ om de hoek komt kijken. We kunnen in onze westerse economie niet zonder versnellen, deadlines en snel schakelen. De tijd die daarbij hoort, noemen we ook wel ‘Chronos’, de chronologische, opeenvolgende en meetbare klokkentijd die wij indelen in uren, dagen en jaren. Chronos is van de agenda’s en de kalenders en afspraken. Een leven kan echter niet draaien zonder ‘Kairos’, de tijd die we af en toe stil laten staan door aandacht te besteden aan wat er om ons heen gebeurt. Kairos gaat over het beleven van de tijd, het ervaren van de tijd, Kwaliteit. Allebei de soorten tijd heb je nodig en de kunst is om beide te combineren. Zodat je een gezonde balans vindt tussen resultaatgerichtheid en bezinning en rust.

Ik bereid een gastcollege voor dat ik mag geven aan HR studenten en moet nog een hoop voorbereiden. Niet vergeten zo even uit mijn Chronos te stappen en te kijken hoe de tuin ervoor staat, met dit mooie weer!

En jij, hoe houd jij jouw Chronos en Kairos in balans?

De niet-leuke training

“Wat leuk je te zien!”

Lachend kijkt de vrouw me aan. Een jaar geleden was ze samen met haar collega’s deelnemer tijdens een driedaagse training rondom samenwerken. Na een interne reorganisatie was er behalve veel onduidelijkheid in het bedrijf nogal wat ‘gedoe’ in het team ontstaan. Roddelen, slechte onderlinge communicatie en een enkeling voelde zich zelfs gepest doordat grapjes net iets te ver gingen. Ik zie de vrouw nog zo voor me zitten aan de start van de eerste dag. Net als een aantal andere collega’s met de armen over elkaar, een beetje mopperend en pruttelend. Af en toe gefluister tegen een collega.

Emoties en verwijten

Gaandeweg zag ik al verandering in haar en de rest van het team. Dat ging niet zonder slag of stoot. Huilen, boosheid en frustratie; veel emoties kwamen aan bod. Verwijten naar de directie, naar elkaar en naar andere afdelingen. En toch… na drie dagen intens trainen waren er prachtige stappen gezet. Er was iets veranderd. Als individuen stapten ze eerder de trainingslocatie in. En met een echt ‘teamcontract’ verlieten de teamleden de zaal. Het echte leven in waar de verandering moest gaan plaatsvinden.

Ik had de teamleden sindsdien niet meer gesproken en nu zag ik haar.

Trots

“Hoe gaat het met je?” Vraag ik. “Lekker! Weet je dat ik het steeds beter kan loslaten? Ik heb gewoon een heel leuk leven, met mijn werk en kinderen. En misschien komt het wel door het ouder worden. Het gaat gewoon goed!” Ik ben vervuld van trots. Hoe tof dat ze dit voor elkaar heeft gekregen! We zetten ons gesprek nog even voort, tot we elkaar gedag zullen gaan zeggen en ze weer verder aan het werk gaat. “Oja,“ kucht ze nog even.. “ik vond de trainingen niet altijd even leuk.. maar ik heb er wel echt heel veel aan gehad!”

 

Fouten maken moed

Stel je voor dat ik de volgende opdrachten geef:

  • 3 x 5 = …?
  • Wat is het onderwerp in de volgende zin: “Ik loop naar school”
  • Welke rivier stroomt er door Parijs?
  • In welk jaar eindigde in Nederland de tweede wereldoorlog?

Denk nu eens aan jouw prestatie om deze vragen op te lossen. Op een schaal van 0 tot 10. Hoe trots ben je op je prestatie? De kans is groot dat je niet zo trots bent. Hoe dat komt?

Bekwaamheid en inspanning

Om trots te kunnen ervaren moet je jezelf als verantwoordelijk voor een prestatie zien en de prestatie moet aan bepaalde standaarden voldoen of deze overtreffen. Je zult een tennisser nooit horen zeggen dat hij zo trots is dat hij een wedstrijd heeft gewonnen omdat zijn tegenstander een enkelband verrekte tijdens de wedstrijd. Als dezelfde tennisser aangeeft dat hij trots is omdat hij dankzij het vele trainen de lastige volley’s van de tegenstander kon hebben, is het wel weer logisch. Je voelt je trots als je prestatie te maken heeft met bekwaamheid en inspanning.

 

Onzeker en klein

Trots is nodig: onderzoek heeft uitgewezen dat gezonde trots (dus niet de hoogmoed, leidend tot arrogantie) belangrijk is voor ons persoonlijk welzijn. Trots geeft een positieve zelfevaluatie en een goed gevoel sociaal gewaardeerd te zijn. Op de basisschool was ik een ‘snelle leerling’. Leerde makkelijk, haalde hoge cijfers en was halverwege het schooljaar al begonnen met de taal- en rekenboeken van hogere klassen. Klinkt goed, zou je zeggen. Maar dit had niets met trots te maken. Bekwaam? Vast. Inspanning? Nauwelijks. Als wij een opdracht af hadden, moesten we deze laten nakijken bij het bureau van de meester. Voor mijn gevoel stond ik daar het hele schooljaar. Ik wilde niet opvallen en had geen uitdaging. Voelde me onzeker en klein. En ik wist niet wat er mee te doen. Ter compensatie van de ‘aandacht’ aan het bureau van de meester ging ik foutjes maken. Spellingsfouten in een dictee of net een rivier vergeten bij de topo toets. Maar ik vond het niet fijn om zo fouten te maken. Ik zat in een gigantische ‘squeeze’ van mijn best willen doen maar niet op willen vallen. In plaats van trots op mijn prestaties voelde ik me juist onzeker en klein.

Indicator voor ontwikkeling

StiP - ontwikkeling

Ik geloof erin dat je fouten aangeven dat je iets nog niet weet, of nog niet kunt. De fouten die je maakt, zijn een indicator voor je progressie, ontwikkeling en groei. Maar dat betreft wel onbedoeld gemaakte fouten. De fouten die ik maakte waren een indicator voor adaptie. Conformeren aan het gemiddelde. Mezelf juist kleiner en het liefst ook wel onzichtbaar maken. En omdat ik niet leerde echte fouten te ondervinden, leerde ik geen risico’s nemen. Ik leerde niet te vechten en bleef ook tijdens de middelbare school en studie voor ‘veilig’ gaan. Tot ik een keer last ondervond: ik raakte mijn goedbetaalde baan kwijt en raakte in een volledige paniek omdat ik dacht dat het nooit meer goed zou komen. Toen leerde ik pas vechten.

Natuurlijk zijn de tijden veranderd. Mijn schoolvoorbeeld dateert van bijna 40 jaar geleden en ondertussen zijn er plusklassen voor meerbegaafden en extra lessen voor leerlingen die meer uitleg nodig hebben bij reguliere vakken. Dat is op zich een mooie ontwikkeling zodat onderwijs echt passend wordt. Het lijkt me als leerkracht of docent ontzettend lastig constant maatwerk te moeten leveren. Een persoonlijke aanpak lijkt in de praktijk onmogelijk. Toch is het niet zo moeilijk als het lijkt. Het gaat hier namelijk om een van de basisbehoeften. Erken elke leerling als mens. Kijk daadwerkelijk naar een kind en let op of hij wel regelmatig trots is op een prestatie. Of hij leert.

Als je trots op iets bent, vond je iets lastig. Je moest er moeite voor doen en misschien heb je er wel voor moeten vechten. En daarvan krijg je moed. Dus fouten maken moed.

Tot slot. Neem eens een kind in gedachten dat je kent. En vraag jezelf eens af: is hij of zij regelmatig trots? En hoe weet je dat? Beloof me: vraag het de volgende keer eens als je hem of haar ziet.

 

Wie heeft de gebruiksaanwijzing van mijn slimme puber?

Stel je voor…. Het is maandagmiddag half drie. Je bent thuis aan het werk. Je puberdochter komt thuis uit school, roept ‘hoi!’ en loopt direct naar boven naar haar kamer. Je kijkt op je horloge en leest verder. Na een half uurtje zucht je en staat op van je laptop. Je loopt naar boven, klopt op de kamerdeur en opent de deur. Op de grond een rugzak met boeken, kleren en een lege chipszak. Je dochter ligt op bed met haar telefoon, oortjes in. Alweer. Je weet dat ze van de week een aantal pittige proefwerken en toetsen heeft. En ze zou vandaag ook haar kamer opruimen… Wat denk je, wat zeg je en wat doe je?StiP Loesje puberteit

Zo begon afgelopen week mijn eerste event “Wie heeft de gebruiksaanwijzing van mijn slimme puber?” Dat deed ik samen met de Nationale Plusklas, begeleider van scholen, ouders en leerlingen op het gebied van hoogbegaafdheid. Meer dan 20 zeer betrokken ouders kregen een mini-training over hoe effectief te communiceren met slimme pubers. Veel ouders bleken zoals verwacht al enorm goed op weg te zijn, maar hadden nog net even een stukje meer informatie nodig te hebben. Maar waarom is dit nou zo lastig en hoe doe je dat dan wel?

Heb je iets gemist?

Er zijn drie factoren die het lastig maken duidelijk te communiceren op een manier die voorkomt dat je met elkaar in een strijd belandt. Je irriteert je aan het gedrag van je kind. Je ziet overduidelijk wat er gebeurt en snapt niet dat hij/zij dat niet lijkt te zien. En je maakt je zorgen. Je hebt een kind met een hoog potentieel maar ziet hem of haar afdalen en afdwalen van dat ‘kunnen’. Zo zonde, want je weet wat hij/zij kan. Je wilt heus wel eigen verantwoordelijkheid geven maar als jij loslaat dan gebeurt er niets. Kijk maar naar de stapels was in zijn/haar kamer! Tot slot is het ook lastig omdat het soms voelt alsof je de grip kwijtraakt. Je kind verandert: kort geleden nog luisterde hij/zij nog naar alles wat je zei en wilde je kind gerust nog hand in hand lopen in de stad. Nu begint hij of zij te gillen als je alleen al je hand per ongeluk uitsteekt. Je vraagt je af of je iets gemist hebt, of je het wel goed doet.

 

StiP pubersAls iemand niet lijkt te luisteren, we ons zorgen maken en we ook nog eens het gevoel hebben dat we grip verliezen, hebben we de neiging om te gaan controleren en adviseren of juist los te laten ‘doe het dan zelf maar’. Dat doen we door harder te praten of dingen te herhalen. Of juist niets meer te doen. Dit maakt het voor je kind onduidelijk, onrustig en hij/zij voelt zich niet gehoord. En hoe meer jij er om heen draait of de ander probeert te overtuigen, des te groter de kans dat je je punt helemaal niet meer zo duidelijk maakt.

 

 

 

Ingrediënten voor effectieve communicatie

Pubers hebben veiligheid en zekerheid nodig (dus ook grenzen en duidelijkheid), waardering en erkenning voor wie ze zijn en wat ze kunnen. Ook hebben ze behoefte aan zelfontplooiing, verantwoordelijkheid, zelf doen. Lijkt dat ingewikkeld? Ja. Is het onmogelijk? Nee. In drie stappen van de effectieve communicatie kun je goed in gesprek gaan, waarbij je helder overkomt, jezelf bent maar wel in relatie blijft met de ander. In een aantal oefeningen ontdekten de ouders hoe dit kan en wat je dan moet doen. En het bleek o.a. belangrijk te zijn je te verdiepen in de voor jou ogenschijnlijk onbelangrijke dingen in het leven die op dit moment voor je kind wel van belang zijn. Voor mijn kinderen is dat op dit moment het schoolkamp. Welke vriendinnen liggen bij elkaar in dezelfde tent, welke kleren neem ik mee, is er wifi (altijd een belangrijk issue!).

Een van de conclusies? Ga gewoon in gesprek met je puber. Verdiep je in wat belangrijk is voor hem of haar en verplaats je in je kind. Wat gebeurde er afgelopen weekend, wat speelt er op school en wat is er aan de hand met vrienden? Het is pas stap 1 maar het is wel een belangrijke. Succes!

“Ons bedrijf kan echt niet zonder jou. Maar we gaan het toch proberen”

Het lijkt een goeie grap. Maar het overkwam mij, vandaag vijf jaar geleden. Op de laatste dag van februari kwam het formele hoge woord van mijn werkgever eruit: per 1 maart hoefde ik niet meer terug te komen.

En dat deed ik ook niet.

Beoordelingsgesprek

 

 

 

 

 

 

 

Lamgeslagen

Een echte verrassing was het niet. Vier maanden eerder was me verteld dat mijn functie zou komen te vervallen maar het was nog niet duidelijk per wanneer dat zou zijn. Het lag niet aan mij, het was de business die anders georganiseerd zou gaan worden. Ik gaf leiding aan een team controllers en zij wisten op dat moment nog van niets. We werkten gewoon door, alsof er niets aan de hand was. Gelukkig was 2012 een schrikkeljaar en had ik een extra dag om aan het idee te wennen dat mijn laatste werkdag er aan zat te komen. Collega’s hadden nog een middag om op 29 februari een bos afscheidsbloemen te kopen. Ik kreeg enorm lieve en meelevende reacties. Maar in the end moet je het toch zelf oppakken. Geschrokken? Jazeker. Boos? Misschien ook wel. Verdrietig? Dat kwam later pas. Het was vooral ongeloof dat mijn gevoel beheerste. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat mijn functie kwam te vervallen, terwijl ik elke week tijd te kort kwam, zeven dagen per week werkte en zelfs na het naar bed brengen van de kinderen mijn laptop gehaast weer openklapte om weer verder in ellendige excelsheets en kostenanalyses te duiken. Daar stond ik dan. Wat te doen? Hoe neem je de leiding over je eigen leven als je lamgeslagen bent?

 

Leiderschap? Hoe dan?

Een paar jaar eerder volgde ik een tiendaagse managementtraining leiderschapsvaardigheden. Wat was het confronterend om dingen over mezelf te leren. Maar wat was het ook nodig. Ik verstond mijn eigen financiële vak en was succesvol. Maar hoe belangrijk om meer te weten over jouw eigen gedrag, het effect op anderen en hoe je gedrag kunt veranderen. De kwartjes vielen. Had ik dit maar eerder geweten! Maar dat ik die vaardigheden van de leiderschapstraining juist nodig had tijdens de periode na mijn ontslag had ik van tevoren niet kunnen bedenken. In moeilijke tijden heb je leiderschap nodig. Maar hoe dan?

 

Strandjutten

Als je niet elke dag naar je werk hoeft, kun je even goed nadenken. Soort van strandjutten bij eb. Wat zou ik eens gaan doen? Het comfortabele carrièrepad verder volgen en op zoek naar een functie als controller of toch iets heel anders? Iets waar ik stiekem sinds die leiderschapstrainingen ook al aan dacht. De kwartjes van de leiderschapstraining vielen op dat moment pas echt. Ik wilde iets anders. Maar willen is niet persé durven. Zeker voor iemand zoals ik, die haar hele leven tot dat moment nooit echt had geleerd risico’s te nemen, een sprong te wagen, of echt ergens voor had moeten vechten. Maar er was ook een ‘nu of nooit’.

StiP helpt strandjutten

Toen ik uitgedacht en uit-geanalyseerd was (sommige dingen krijg je er gewoon nooit uit), gooide ik het roer om. Ik startte een opleiding tot communicatie- en gedragstrainer. Had natuurlijk helemaal geen klantenkring en oefende met het geven van trainingen in mijn eigen woonkamer, met vrienden en vriendinnen, zus en buurvrouwen. Ik prutste en probeerde. Faalde en feestte. Struikelde en stond weer op. Ik ontdekte mijn focus, mijn doelgroep, mijn visie. En langzaam startte ik met mijn bedrijf, StiP.

 

StiP

Vandaag vijf jaar geleden stapte ik uit het financiële vak. En morgen bestaat StiP drie jaar. Ik leer mijn deelnemers en coachees datgene waar ik destijds zelf ook zo mee geholpen was. Het is namelijk wel mogelijk om én goed in je vak te zijn én effectief te kunnen communiceren en samenwerken. En als je dat kunt, dan sta je steviger. En dat helpt in moeilijke tijden van onzekerheid.

En jij. Wanneer maak jij een stap? Hulp nodig? www.stiptrainingen.nl

 

Een kind is geen IQ

“Jij doet toch iets met hoogbegaafden?”

Deze vraag wordt mij regelmatig gesteld. En dan zeg ik rustig “ik weet het niet”. Want dat is ook zo. De kinderen met wie ik werk laat ik geen test doen. En van de volwassenen weet ik het trouwens ook niet.

“Ja maar het zijn toch van die kinderen en jongeren die altijd hoge cijfers halen en lekker makkelijk leren, geen probleem op school en met de studie enzo. En dan die volwassenen. Op alle gebieden succesvolle mensen zeg maar”

En dan ga ik er al iets anders voor zitten. Want ja, de kinderen die ik begeleid, vinden de standaard lesstof op school vaak makkelijk. De volwassenen die ik train en coach hebben diploma’s vaak zonder al te veel moeite gehaald. Maar dat ‘geen probleem op school en op alle gebieden succesvol’ gaat niet altijd op.

Als gedrags- en communicatietrainer train en coach ik kinderen en (jong-)volwassenen die vaak vlot en moeiteloos leren. Ze denken en schakelen sneller dan gemiddeld en zijn meestal gevat. Ik noem ze slimme snelle denkers. Zij hebben het ogenschijnlijk makkelijk in het leven maar in de praktijk lopen ze vaak tegen problemen aan. Ze hebben onvoldoende uitdaging, voelen zich anders, voelen zich soms buitengesloten en vinden het lastig om uitdagingen aan te gaan, nieuwe dingen te proberen. Ik help hen en begeleid ouders hoe ze met hun kinderen kunnen omgaan. Natuurlijk ben ik erg geïnteresseerd in het fenomeen begaafdheid. Er zijn nou eenmaal raakvlakken met mijn deelnemers. Ik heb mij verdiept in de belangrijkste theorieën en onderzoeken naar begaafdheid. Hieronder vind je meer informatie en links naar interessante informatiebronnen.

 

Hoogbegaafdheid: een kind is geen IQ

Want wanneer ben je nu hoogbegaafd en wanneer gewoon slim? En in hoeverre heeft het nou met je IQ te maken? Over hoogbegaafdheid bestaat nog veel onduidelijkheid. Een inmiddels achterhaalde definitie zegt dat men over hoogbegaafdheid spreekt als een persoon een IQ van 130 of hoger heeft. Ongeveer 2% van de totale bevolking heeft een IQ van 130 of hoger en is dus hoogbegaafd volgens dit model.

Hoogbegaafd

 

 

 

 

 

 

Uit de literatuur blijkt dat er geen eenduidige definitie bestaat. Volgens de informatiebrochure ‘jonge hoogbegaafde kinderen’ van het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid (NCJ) is een hoogbegaafde “een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.“

“Een aantal jaren geleden lieten scholen en ouders een intelligentierapport opmaken en gingen er op basis daarvan deuren open voor kinderen met een IQ hoger dan 130, die voor anderen gesloten bleven.” Aldus Caroline Beijers, expert hoogbegaafdheid en eigenaar van de Nationale Plusklas. “Gelukkig zien we een nieuwe beweging ontstaan. Op basis van literatuur is iedereen het er tegenwoordig over eens dat hoogbegaafdheid gaat over prestaties en dat uitzonderlijke prestaties alleen dan ontstaan als er sprake is van verschillende componenten; een hoge intelligentie is daar slechts een onderdeel van. Een kind kan niet alleen maar gezien worden als een kind met een hoog IQ; het is zoveel meer dan dat!”

Een IQ test is vaak nog wel een entreekaartje voor voltijds hoogbegaafden onderwijs. Deze kan afgenomen worden door een erkend orthopedagogisch bureau of GZ-psycholoog.

 

Verschillende types begaafdheid

In verschillende wetenschappelijke onderzoeken is veel geschreven over de begaafdheid van kinderen en gevolgen in emotionele en sociale factoren. Zelf vind ik het onderzoek van Betts & Neihart (1988, 2010) erg interessant. In dit onderzoek is gekeken naar het gedrag, de gevoelens en de behoeften van verschillende typen begaafde en getalenteerde leerlingen. Zij hebben vervolgens geconcludeerd welke risico’s er zijn als niet voldoende aan de psychologische basisbehoeften (relatie, autonomie en competentie) wordt voldaan. Zo worden het vermijden van uitdagingen, niet afmaken van taken, faalangst en onzekerheid hier o.m. beschreven. Betts & Neihart komen op die manier op zes verschillende types begaafde en getalenteerde kinderen. Mocht je willen weten welk type jouw kind volgens deze theorie is, op basis van dit onderzoek heb ik een test gemaakt met 48 stellingen. Door per stelling aan te geven of deze op jouw kind van toepassing is, kom je tot een van de zes types die Betts & Neihart uitgebreid hebben beschreven. Ik meld er ook nog praktische tips bij, die zij adviseren bij het ondersteunen van je kind, thuis en op school. Mocht je deze test willen ontvangen, stuur me gerust een bericht.

 

Gewoon slim of meer- of hoogbegaafd?

Voor diegenen die iets meer willen weten over het verschil tussen ‘gewoon slim’ en ‘hoogbegaafd’ kan ik het onderzoek van de Australische ontwikkelingspsycholoog John Irvine aanbevelen. In 2001 heeft hij enkele verschillen tussen een hoogbegaafd kind en een hoog intelligent / slim kind in kaart gebracht. Hieronder een lijst met de samenvatting.

Slim Hoogbegaafd Irvine - StiP trainingen
Slim of Hoogbegaafd Irvine – StiP trainingen

Uit deze lijst blijkt dat volgens de theorie hoogbegaafde kinderen dingen vaak veel intenser beleven of meer in zaken opgaan.

 

Ik ben een Baas

Tot slot. Hoe hoog het IQ of welke leersnelheid dan ook.. elk kind heeft uiteindelijk min of meer hetzelfde nodig om gelukkig te zijn. Voor mij zit die basis in vertrouwen. Vertrouwen in jezelf en vertrouwen dat je krijgt van anderen. En daar gaat mijn methode “Ik ben een Baas” ook over. In deze training leren ‘slimme kinderen’ in tien stappen wat leiderschap is hoe zij een leider kunnen worden en vooral wat zij daar aan hebben. Ik laat deze jonge talenten zien dat de manier waarop zij in elkaar zitten heel erg de moeite waard is en hoe zij hun talenten succesvol kunnen inzetten om hun droom te realiseren. Zo krijgen zij weer zelfvertrouwen.StiP - Baas

Meer weten over de training of een andere vraag? Klik dan hier. Je kunt me gerust ook mailen of bellen voor een gratis en vrijblijvend intakegesprek.

Lekkerleukeng

Toen ik een jaar of 10 was, bedacht ik samen met mijn zus een nieuw woord.

Lekkerleukeng .

Een woord dat drie woorden samenvoegde tot een geheel nieuwe betekenis en stond voor alles wat heel erg leuk was maar tegelijkertijd ook heel erg eng. Een soort van spannend maar dan anders. Als ik het nu zo analyseer, is ‘spannend’ een te vlak woord, een woord zonder beweging. En lekkerleukeng geeft aan wat er allemaal tegelijk kan gebeuren. Spannender dan leuk, veiliger dan eng en meer inhoud dan alleen maar lekker.

Een van de eerste lekkerleukeng ervaringen was tijdens een vakantie met mijn ouders, broer en zus. We zouden een grot bezoeken in de Harz in Duitsland. Donker en smalle glibberige gangetjes. Eng, maar leuk-eng omdat mijn ouders erbij waren en ons wezen op de prachtige plekjes. En weer lekker toen we er eenmaal uit waren. Dit hadden wij mooi meegemaakt! Iets meer dan vijftien jaar geleden ging ik bungeejumpen boven de Zambezirivier, op de grens tussen Zambia en Zimbabwe. Als ik er nu aan denk, vind ik het alleen maar eng maar toen was het echt heel erg lekkerleukeng. Leuk-eng omdat ik vastzat in een tuigje en lekker door de adrenaline die vrijkwam na het springen en ik onder gejuich van anderen weer terugholde op de brug.

Zo gaat het ook met nieuwe dingen leren. Dat kan best eng zijn. Zeker voor iemand als ik die vindt dat ze gelijk iets goed moet kunnen. Neem nou mijn tenniscarrière. Een jaar geleden begonnen met les en tot mijn frustratie kwam ik er na een aantal maanden achter dat dit niet iets is wat je even leert. Dus ging ik met een team na vier maanden les competitie spelen. Om veel ervaring op te doen. De eerste wedstrijd was eng! En wat verloren we veel! Maar we hadden lol, niemand mopperde als een van ons weer een bal miste en als we dan een puntje pakten dan was dat heerlijk. Gevalletje lekkerleukeng dus.

Gisteravond tijdens tennisles realiseerde ik me dat lekkerleukeng ook centraal staat in mijn trainingen. Ja, het is voor deelnemers zeker eng om nieuwe dingen te leren. Je gedrag verander je niet zomaar, als je het je hele leven al op een bepaalde manier doet. Het zet je weer even helemaal op nul, je maakt fouten en je baalt als het niet meteen lukt. Mijn ultieme doel is mensen veilig te laten leren. Je mag fouten maken want fouten maken heeft een functie. Door fouten maken word je gewezen op wat je hebt te leren. En we gaan door totdat het lukt. Op jouw manier, zonder een kunstje aan te leren. Dat maakt het leuk-eng. Dus veiliger. En hoe lekker is het als het lukt!

Lekkerleukeng gaat dus over iets nieuws durven met iemand die je helpt, motiveert en stimuleert, waardoor het niet meer alleen maar ‘eng’ is. Lekkerleukeng is drempelverlagend.

Nog even gisteren over die tennisles: ik moest leren smashen maar het ging van geen kanten. Twee, drie, vier keer achter elkaar mepte ik mijn racket naast die bal. Zo frustrerend! Maar de tennisleraar hield vol, liet mij eerst een aantal volleys maken en die lukten. Schaalde daarna op naar een smash-bal tot het er eindelijk op begon te lijken. En dat bedoel ik dus: veilig leren en helpen doorgaan tot het lukt. Toptrainer.