Het volgende artikel schreef ik voor Zorg Primair. Het werd in juni 2018 gepubliceerd, in een themanummer rondom ‘aangeleerde hulpeloosheid’.
Inleiding
Is het nou echt zo slecht om je als bezorgde ouder af en toe te bemoeien met het huiswerk van je kinderen als het mis dreigt te gaan? Over de mogelijke gevolgen van het helikopterschap, ook al is de bedoeling goed. En het belang van veerkracht en trots.
Hoe vaak gebeurt het me niet. Dat ik, hoewel ik weet dat ze ‘even moet chillen’ na al die drukke lessen, toch steeds weer geneigd ben ‘s middags even om het hoekje van de kamerdeur van mijn 13-jarige dochter te kijken. Om te controleren of ze ook aan de slag gaat met haar huiswerk. Al die proefwerken in het tweede jaar van het VWO, wetende hoe haar cijfers er voor staan en dat plannen lang niet altijd zo makkelijk voor haar is. En als ik na mijn voorzichtig vragen de hulpeloze blik van mijn dochter zie, weet ik dat ik weer in mijn eigen valkuil ben getrapt. Door mijn frustratie en eeuwig beschermende liefde sta ik te ratelen. Als een helikopter ben ik rondjes boven haar aan het cirkelen, kijkend wanneer ik een snoekduik moet maken om bij te sturen in het schoolwerk. En ik weet dondersgoed dat dit niet handig is.
Frustraties als ingrediënt voor veerkrachtige kinderen
De term helikopterouders werd geïntroduceerd in een boek van Cline & Fay (1990)[1]. De ouder zou als een helikopter steeds boven het kind in de lucht hangen om te kijken of alles wel goed gaat en om waar nodig obstakels weg te nemen en beslissingen voor het kind te nemen. Andere bewoordingen die hetzelfde fenomeen beschrijven zijn curling parents of sneeuwploegouderschap. Ze komen alle neer op hetzelfde: “Ouders die hun kinderen overmatig aandacht geven, beschermen tegen beren op de weg en aan alle kanten hun cognitieve prestaties en sociaal-emotionele ontwikkeling proberen te sturen”[2]Maar waarom roept dit voorval een negatief gevoel bij mij op, vraag ik me af. Is het nou echt zo slecht om je met het huiswerk van je kinderen te bemoeien? Als je je kind ziet afdalen en afdwalen van wat hij of zij kan, is dat zonde want het potentieel wordt niet volledig benut. Dan bedoel je het toch goed als je helpt?
‘Het is belangrijk om kinderen –en ouders- te trainen in frustratietolerantie’, aldus Yolanda Buchel, psychologe en managing partner van Woosh5. ‘Helikopterouders die er op gebrand zijn om alles zo leuk mogelijk te laten zijn, leren hun kinderen niet om te gaan met tegenslag. Geluksterreur noem ik dat ook wel. Kinderen worden overal met de auto naar toe gebracht en weer opgehaald. We zorgen er voor dat er minimaal twee lagere schoolvriendjes in de brugklas komen te zitten. Het leven zit zo echter niet in elkaar’ aldus Buchel. ‘Frustraties en bijbehorende negatieve emoties horen bij de eerste stappen naar zelfstandigheid en het ontwikkelen van een eigen identiteit. Daar worden kinderen veerkrachtig van omdat ze zich dan realiseren dat ook minder leuke dingen part of the game zijn. Ze moeten er zelf mee gaan dealen en het geeft juist zelfinzicht- en vertrouwen (niet meteen misschien maar na een tijdje) wanneer je lastige tijden hebt weten te doorstaan. Die veerkracht vormt zich niet als ouders constant alles voor hun voeten wegmaaien.’
Aangeleerde hulpeloosheid en een statische mindset
Als je als kind gewend bent nooit tegenslag te ervaren en niet hebt moeten vechten voor prestaties dan kan dat leiden tot vermijden van risico’s in je latere leven. Ik maakte het zelf ook mee. Niet omdat mijn ouders nou zo enorm aan het curlen waren. Wel omdat ik als onzekere slimme snelle denker er alles aan deed om me aan te passen, geen uitdagingen aan te gaan en vooral zo onopvallend mogelijk te zijn. Het gevoel om altijd de beste en snelste te zijn maakte me kleiner. De enige –tijdelijke- uitdaging waren de reken- of taalboeken van de volgende klas. Ik was alles behalve trots op de tienen die ik haalde. Ik hoefde er immers geen moeite voor te doen. En ik zocht die moeite ook niet op. Dat ik in die tijd een tekort aan veerkracht voor de langere termijn ontwikkelde, werd des te duidelijker toen ik jaren later met al mijn diploma’s op zak door een reorganisatie een vaste baan verloor. Ik had nietgeleerd om risico’s te nemen of een sprong te wagen. Volledige paniek, gefrustreerd en hulpeloos. Hier had ik nog nooit mee hoeven dealen.
Het bijkomende gevaar wat hier op de loer ligt, en wat mij ook overkwam, is wat Carol Dweck de statische mindset noemt. Iemand met een statische mindset gaat ervan uit dat intelligentie en capaciteiten een gegeven zijn, grotendeels vastliggen en niet ontwikkelbaar zijn. De grootste angst van deze persoon is om fouten te maken. Want dan wordt hij bestempeld als dom of een verliezer. Hierdoor zal een kind met een statische mindset het liefst uitdagingen uit de weg gaan. Terug naar mijn schooltijd. Na het VWO had ik twee grote wensen. Of naar de toneelschool of economie studeren aan de universiteit. Beide open dagen kwam ik met allerlei smoesjes thuis. Dit zou me toch nooit lukken. En is een universiteit niet veel te theoretisch? Mijn aangeleerde hulpeloosheid leidde mij naar een HBO opleiding, grotendeels klassikaal les, net zoals op de middelbare school. Vier gezellige maar wel veilige jaren zonder inhoudelijke uitdaging. Alweer. Ik was mijzelf aan het helikopteren.
Het is een verschijnsel dat veel slimme snelle denkers ervaren. Zij zijn snel in hun ontwikkeling, hebben geen moeite om nieuwe materie zich eigen te maken en ondervinden geen uitdaging op school. Ze worden gecomplimenteerd voor het halen van hoge cijfers en ontvangen complimenten hiervoor. De perfecte ingrediënten voor een statische mindset. In sommige gevallen komt het voor dat een kind juist zegt dat iets “saai” is. Dit is dan vaak een manier om een statische mindset te verbergen. Eigenlijk is de persoon bang om het proberen en te falen.[3]Deze mindset belemmert leren en faalangst kan ontstaan. Iemand met een groeimindset daarentegen gaat ervan uit dat je je intelligentie en capaciteiten kunt ontwikkelen. Dit is een kind dat nieuwe dingen uitprobeert en leert van de fouten die hij maakt. Dit kind heeft zin in uitdagingen en ziet tegenslag als een leerproces.
De effecten op psychologische basisbehoeften
Terugkomend op mijn ‘ik bedoel het toch goed’. Het is zeker belangrijk om betrokken te zijn bij het schoolleven van je kind. De onderzoekers Ed Deci en Richard Ryan, die aan de basis hebben gestaan van een invloedrijke motivatietheorie, hebben drie psychologische basisbehoeften vastgesteld die voor elk mens gelden[4]. Dat aan deze behoeften voldaan wordt, is belangrijk voor hoe goed mensen zich voelen en hoe goed zij functioneren. De drie behoeften zijn de behoefte aan autonomie, de behoefte aan competentie en de behoefte aan verbondenheid. Autonomie houdt in datwe graag zelf willen bepalen wat we doen. Verbondenheid betekent datwe willen dat er voor ons gezorgd wordt, dat we contact hebben met andere mensen, dat we bij andere mensen horen en dat we iets kunnen betekenen voor andere mensen en een bijdrage kunnen leveren aan de groepen waar we bij horen. Competentie is gerelateerd aan onze behoefte om ons bekwaam te voelen binnen onze omgeving en het gevoel effectief te kunnen handelen. We willen dingen doen waar we goed in zijn en die met succes afronden. Voed je deze drie psychologische basisbehoeften dan stijgt je energiepeil, blijkt uit onderzoek van Ryan en Deci. Gebeurt dat niet, dan raak je uitgeput. Maar wat is het verband tussen overbeschermd opvoeden en deze basisbehoeften?
In 2014 werd aan 297 studenten tussen 18 en 23 jaar middels een schriftelijke enquête gevraagd om het ouderlijk gedrag van hun moeder te beschrijven én zichzelf te beoordelen op autonomie, competentie en hoe ze kunnen omgaan met andere mensen. Ze moesten ook aangeven hoe tevreden ze waren met hun leven, of ze angstig waren en of ze al dan niet last hadden van depressieve symptomen. Stellingen waarop gereageerd moest worden waren een mix van helicoptergedrag zoals ‘mijn moeder wil regelmatig dat ik haar bel of een bericht stuur om te laten weten waar ik ben’ autonomie ondersteunende waar onder ‘moeder stimuleert me om een begroting te maken en mijn eigen financiële zaken te beheren’. Uit een analyse van de antwoorden bleek dat er een verband is tussen een overdreven niveau van ouderlijke controle en een negatief welzijn bij de studenten en zelfs een verhoogd risico op een depressie. Ook was er een lagere percepties over de eigen autonomie, competentie en het vermogen om met anderen om te gaan. [5]
Overbescherming heeft volgens dit onderzoek dus een negatief effect op de behoefte aan competentie en daarmee mogelijk ook op de groeimindset. Als het kindimmers steeds weer wordt geconfronteerd met de controles en acties van ouders kan het ‘ik kan het dus niet zelf’ gaan denken. En er kan het gevoel ontstaan dat het je dus helemaal nooit zal lukken. Je hebt het immers nog nooit geprobeerd. Het gebrek aan autonomie (ze voelen zich niet in staat om hun eigen leven te regelen of eigen keuzes te maken) en overtrokkenheid tast het vermogen om om te gaan met anderen aan.
Trots
Wat dan wel? Moeten ouders hun kinderen hun gang dan maar laten gaan, zelf ploeteren, falen en weer opstaan? Ja eigenlijk wel. Ik pleit voor het recht van de struggle voor elk kind. Geen levensbedreigende kwesties uiteraard maar uitdagingen die zelf opgelost kunnen worden met eigen creativiteit en competentie. Stapje voor stapje. En als dat gelukt is, kan een kind trots zijn. Trots op iets dat hij of zij zelf heeft gepresteerd. En die uitdaging zelf opzoeken lukt minder makkelijk, als dat pad wordt geëffend door ouders die alsmaar bijspringen als het even niet lukt, die planning voor het huiswerk maken of die powerpoint of prezi even in elkaar zetten. En natuurlijk doen we dat betrokken, met de nodige zorg en zijn we het vangnet als echt niet lukt. Een beetje vliegen mag. Maar denk aan je hoogte en neem het niet over. Hoe dan wel? Door keuzes en suggesties te geven in het oplossen van problemen, door ruimte te geven voor eigen meningen en gevoelens, aan te moedigen en stimuleren om dingen uit te proberen.
Daar heb je als ouder zelf ook een groeimindset voor nodig: je kind kan het nu misschien nogniet. En ja, dat loslaten is best lastig. Dus als jij net als ik in je valkuil stapt, bedenk dan voor jezelf: “Waaraan ga je zo meteen merken dat je dit al iets beter lukt?”. Ga ik er ook even over nadenken, ok?
Sandra Kamp (www.stiptrainingen.nl) is gedrags- en communicatietrainer en traint en coacht leiders om steviger te staan in communicatie en samenwerking. Zij heeft de methode “Ik ben een Baas” voor slimme snelle denkers op de basisschool ontwikkeld. Met deze methode, die tevens als online training te volgen is, worden kinderen in tien stappen aan het denken gezet over hun persoonlijk leiderschap. Wie ben jij, wat zijn talenten om jouw droom te laten uitkomen, hoe kun je samenwerken en wie zijn jouw hulpbronnen als je er zelf niet uitkomt? Sandra laat deze leiders van de toekomst zien dat de manier waarop zij in elkaar zitten heel erg de moeite waard is. Zo krijgen zij weer zelfvertrouwen!
[1]https://books.google.nl/books/about/Parenting_with_Love_and_Logic.html?id=TpCtPAAACAAJ&redir_esc=y
[2] http://scriptiebank.be/scriptie/2014/zijn-adolescenten-van-overbeschermende-ouders-gelukkiger-een-studie-naar-de-relatie
[3] http://progressiegerichtwerken.nl/dit-is-saai-uiting-van-ongemotiveerdheid-of-een-statische-mindset/
[4] uit: Kiezen voor progressie, Coert Visser https://www.managementboek.nl/boek/9789079750023/kiezen-voor-progressie-coert-visser
[5] https://www.hln.be/nina/familie/overbezorgde-mama-meer-kans-op-depressieve-tiener~a188cfe5