Samen werken aan samenwerking

Teamwork

‘Ik weet het gewoon even niet meer. Het begon bij een conflict tussen twee collega’s maar inmiddels is het een ding van het hele team geworden.’ De directeur zet twee bekers koffie op de tafel tussen ons in en neemt plaats aan de andere kant. We spreken elkaar op 1,5 meter afstand in zijn kantoor. Hij kijkt naar buiten en haalt zijn schouders op.

‘Ik dacht ook echt dat het uit was gesproken tussen die twee’, vervolgt hij.

‘Ik heb eerst met de een gesproken en toen met de ander. Daarna heb ik ze met elkaar laten praten en uit het team feedback laten ophalen. Over zichzelf. Zodat ze ook eens uit het team zouden horen hoe hun gedrag wordt ervaren. En raad eens wat? Niemand zei er iets van’. Op elk woord in deze laatste zin legt hij een klemtoon.

‘Dus die twee roepen nu ‘Zie je wel er is niets aan de hand.’ Terwijl de spanning gewoon nog steeds voelbaar is. Bij iedereen.’ Hij staat zuchtend op van zijn plek en begint heen en weer te lopen.

‘Het heeft me verdorie ook hartstikke veel tijd gekost al die gesprekken’, klinkt hij nu geïrriteerd.

‘En nu lijkt het vertrouwen onderling nog slechter te worden. Ik wil geen schoolmeester zijn. Dus vertel maar, wat moet ik doen?’ Hij gaat weer zitten en kijkt me afwachtend aan.

Een beeld van een jaar of vijftien geleden schiet door mijn hoofd. Ik gaf leiding aan een team waarin er maandenlang gedoe was. Ik kon er de vinger niet op leggen en dacht dat ik het zelf moest oplossen. Je blijft proberen en draait voor je gevoel in rondjes, terwijl je ook nog gewoon de rest van je werk moet doen en een club mensen wilt managen. Zo frustrerend. Had ik toen maar geweten dat het soms juist knap lastig kan zijn om hier als leidinggevende alleen voor te staan. Je bent ook nog eens onderdeel van het team.

En nu is het mijn dagelijkse werk om aan de slag te gaan met teams waar iets beter kan op het gebied van samenwerken. Ontwikkeltrajecten die elke keer weer maatwerk zijn, samen werkend met jou als leidinggevende. En dat hoeft echt niet altijd een conflict te zijn.

 

 

 

 

Een goed gesprek met groep 8

Als ik het lokaal in loop, valt het stil en kijken zestien paar ogen me afwachtend aan. De stilte gaat over in geroezemoes waar een sissend ‘een nieuwe juf’ bovenuit klinkt. Ik voel dat ik van top tot teen word opgenomen en neem plaats op de kruk die klaar staat. Het valt me op dat een meisje in een groepje vooraan strak naar voren blikt. Haar enorme bos krullen hangt voor haar donkere ogen en haar armen houdt ze over elkaar gekruist. Zal ik ze straks een beetje in beweging kunnen krijgen?

Vandaag sta ik een ochtend voor de klas. Een bliksemstage noemen ze het, een manier om basisschool leerlingen te laten ontdekken wat voor sectoren en beroepen er bestaan. Zodat ze zich een voorstelling kunnen maken bij wat ze later willen worden. En ik weet nog als de dag van gisteren hoe lastig het was toen ik in hun schoenen stond. Dus draag ik graag bij aan dit project.

‘Wat is het leukste uit groep 8?’ begin ik mijn verhaal. Een mix van ‘schoolkamp’ en ‘de musical’ zijn de antwoorden en ik heb in ieder geval mijn richting te pakken. Ik vertel de kinderen dat ik door de musical vanaf mijn 12e al naar de toneelschool wilde omdat ik het leuk vond om mensen verhalen te vertellen en ze te laten nadenken.
‘Ik vind de musical stom’, mompelt een jongen linksachter in de klas terwijl hij achterover gaat zitten.
‘Tsss, ik niet.’ Het meisje naast hem kijkt hem geïrriteerd aan.
Prima, er is contact.

‘Omdat ik rekenen ook heel leuk vond, twijfelde ik later of ik bedrijfseconomie zou gaan studeren.’
‘Dat is dus echt iets heel anders. Dat is toch raar?’ Komt een vraag vanuit rechts.
‘Echt niet, ik word voetballer en rapper’, oppert een dame midden achterin.
‘En ik voetballer en journalist’, valt een ander haar bij.
Ik vervolg mijn verhaal. Van het vijftien jaar leiding geven (‘Wauw, bent u rijk?’) naar het zelfstandig ondernemerschap (‘Alleen? Dat is toch zielig?’) komen we naar de reden waarom ik nu hier ben.

Er is inmiddels interactie genoeg maar er is nu wel actie nodig. Een jongentje linksachter ‘Ik heb ADHD en ik moet nu bewegen’ jongleert inmiddels met zijn wiebelkussen en een groepje meisjes begint over iets heel anders te praten. Het is tijd voor de eerste opdracht, dus ik besluit ze aan het werk te zetten.

‘Ik ga jullie leren coachen.’
‘Dat is mensen beter later worden en motiveren toch?’ Schot in de roos.
‘Soms voel je je zo’, illustreer ik ze een deel van mijn werk met een plaatje dat ik wel vaker gebruik. ‘Wat zie je hier?’
‘Iemand zijn gedachten zitten in de knoop en de ander ruimte het op?’ Zegt het rapper-voetbal meisje.
“Ja man het is helemaal gekreukeld in dat hoofd.’ Vult iemand haar aan.
Ik ga steeds meer van deze kinderen houden.

In twee rondes gaan ze aan de slag door elkaar vragen te stellen. De eerste ronde blijkt ‘vet makkelijk’ te zijn maar dat was ook wel een beetje vooropgezet natuurlijk. Maak tweetallen en degene die van jullie de coach is, moet er achter komen wat de ander in het paasweekend heeft gedaan. In vijf minuten zijn we er doorheen maar de tweede ronde is een stapje lastiger. Ze moeten opstaan en nieuwe tweetallen maken. Nu vertel je jouw klasgenoot over iets wat je lastig vindt. Iets waar je echt niet zelf uitkomt. En jouw ‘coach’ gaat je helpen door alleen maar vragen te stellen. En het is verboden om adviezen te geven.

Het maken van duo’s gaat de tweede keer niet zo makkelijk als ik had gehoopt. Het meisje met de bos krullen blijft alleen over.
‘Ze willen niet met mij maar dat maakt niet uit’, fluistert ze zonder dat ze me aankijkt. Omdat ze met een oneven aantal zijn, improviseer ik een drietal en breng ik haar onder bij twee meiden. Terwijl ik de klas rondloop, houd ik haar met een schuine blik in de gaten. Het lijkt goed te gaan. En daar gaan ze. Ik luister mee en de ene na de andere kwestie komt voorbij:
Waarom is een pizzadoos vierkant en niet rond?
Waarom bestaat plastic als we er van af willen?
Waarom leven wij?
Soms is het lastig om geen adviezen te geven en staan we stil bij de gestelde coachvragen. Ja wat denk je zelf? Is dat nou een vraag of een advies?

Het gaat verbazingwekkend goed. ‘Wat zou er gebeuren als …’ ‘Heb je wel eens geprobeerd om…’ en ‘Wat vind jij van …’. De ene na de andere prachtige vraag komt door. Als het te hilarisch wordt (‘Waarom heb jij schoenen?’ ‘Waarom heb jij flaporen?’) is het tijd voor een afronding. Met moeite krijg ik ze weer stil maar dan komt de echte vraag. Ik neem plaats op de kruk en kijk de klas rond.

‘Als jouw coach jou een vraag stelt, terwijl jij die lastige vraag in jouw rommelige hoofd hebt, wat gebeurt er dan met jou?’ Zeventien vingers schieten de lucht in. De een nog hoger dan de ander. Ik schakel snel naar degene die de eerste was en knik naar haar met een glimlach. Ze schuift haar bos krullen opzij en ze antwoordt hardop.
‘Juf, wij zeiden in ons groepje dat je er van gaat nadenken en dan zijn je gedachten minder in de knoop.’

Zo, volwassenen, en nu jullie weer.

Afstappen graag – over motivatie en gedrag

Deze foto nam ik vorig jaar, tijdens de zomervakantie op een Spaanse boulevard. En behalve het feit dat ik blij word van de situatie (pre-corona onbevangen door een zonnig buitenlands stadje lopen) is er nog een reden waarom het beeld me opviel.

Het is namelijk geen verbodsbord, terwijl we in een vergelijkbare situatie toch vaak wél dat bord met de rode rand zien. Het effect op mij van dit blauwe bord was positiever dan wanneer ik ‘verboden te fietsen’ had gezien.

Hoe je tijdens je vakantie nog met je vak bezig bent. Want zoals mijn vriend als kok en horecaman altijd automatisch let op hoe men in restaurants borden opmaakt, bedient en afruimt, ben ik vanzelf gefocust op gedrag en wat mensen motiveert. En ik blog er graag over.

Motiveren door te zeggen hoe het wel moet werkt vaak beter dan zeggen wat er niet mag, weten ze ook bij het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid. 

Zo is op hun website veel te lezen over de aanpak bij voorlichtingscampagnes door juist het gewenste gedrag te laten zien. Dus, zoals ze zelf als voorbeeld geven over de bewezen effectiviteit van voorlichtingscampagnes: zeg niet “Als je eerst alcohol drinkt en dan rijdt, ben je een stomme idioot”. Maar wel: “100% BOB, 0% op.”

En dat is dan weer een leuke combinatie met mijn foto. 

Etherdiscipline

Etherdiscipline

Etherdiscipline.

Ik lees de zojuist binnen gekomen mail door en scroll terug naar het woord dat meteen mijn blik vangt.  Ja, het staat er toch echt, in antwoord op mijn vraag ‘Wat is volgens jou het belangrijkste dat dit team zou moeten aanpakken op het gebied van communicatie en samenwerken?’

Grinnikend lees ik verder. Als fan van Wie is de mol kan ik me zo voorstellen wat hij bedoelt maar dit is wel een interessante woordkeus. De mail is afkomstig van een medewerker van wie ik de leidinggevende onlangs sprak. De manager nam contact met mij op omdat het team niet lekker liep. ‘Ik kan er de vinger niet op leggen, maar de afstemming onderling loopt niet goed.  En soms lijkt het alleen wel alsof er meer tijd wordt besteed aan brandjes blussen dan aan het echte werken’. 

Aan de start van een ontwikkeltraject stel ik niet alleen vragen aan de manager. Juist niet.  Ik inventariseer vooral bij teamleden waar zij last hebben. Gelukkig illustreerde deze medewerker met voorbeelden de slechte etherdiscipline. Hier kan ik wat mee in het ontwerp van de eerste teamdag komende maand. Benieuwd waar de andere teamleden mee komen.

Een sprong naar de toekomst

Hoewel e-coachen al een van mijn activiteiten was, was ik aan het begin van de Coronacrisis nog behoorlijk sceptisch over online trainen, intervisie en modereren. Hoe zou dat nou kunnen werken? Geen echt oogcontact met elkaar, niet het ‘gedoe in de groep’ kunnen ervaren en daar dan weer op inspelen als trainer, het missen van de interactie tussen teamleden of deelnemers, waar toch echt de kracht van een training in kan zitten….

Ondernemen en ondergaan

Ik dacht er eens goed maar eigenlijk kort over na. En toen kwam de ondernemer in mij naar boven: Niets doen is geen optie. We gaan het gewoon proberen, risico nemen hoort erbij, aan de slag! En aan de slag ging ik. Ik vulde mijn door de Coronacrisis voor 80% leeggeveegde agenda met deelnemen aan online trainingen over online trainen, zoomsessies over virtueel modereren, kennisbijeenkomsten over de technieken en intervisie met collega trainers. En terwijl ik zo zelf weer deelnemer was, leerde ik wat werkte en wat niet. De technieken bleken bijzaak, een kwestie van doen en keuzes maken. Maar de essentie van mijn vak online ervaren, daar was ik naar op zoek. En daar waren de eye-openers. Een vertrouwde sfeer in een groep, durven delen van ervaringen en vragen, humor en luchtigheid, samen uitproberen en leren, persoonlijk en diepgang in gesprekken, het werkte! 

Vroeger of toekomst

En toen was er ineens die week waarin ik zelf online zou coachen, trainen, intervisie begeleiden en modereren. Nou ja, niet echt ineens want ik had zelf natuurlijk ‘ja’ gezegd tegen die opdrachtgevers. Maar het was net alsof het universum had besloten dat als ik dit wilde gaan doen, ik dan maar meteen elke dag wel iets van een virtuele activiteit moest ondernemen. Hup, het diepe in. En wat een onderneming was het. Een week vol gezonde spanning alsof ik weer acht jaar terug in de tijd ging. Of het nou voor 15 young professionals, 30 ondernemers of een coachee met carrière vragen was, alles was weer een beetje wennen, uitvinden en leren. Natuurlijk is het anders en natuurlijk is het wennen. Online gaan sommige dingen juist beter en er zijn ook zaken die gewoon niet gaan. Ik was notabene zelf een van de deelnemers tijdens de online training over online trainen die zei “als een normale training een 10 is, dan is dit een 8.” Maar hee, het kan en zoals een leidinggevende van een team vanochtend zei tijdens de voorbespreking van een teamtraining: dit biedt ook perspectief in combineren van on- en offline voor als het weer wel mag. Ik geloof er echt in dat voor mijn vak hetzelfde geldt als voor het onderwijs. Over vijf jaar waren we toch al veel digitaler geweest. Nieuwe perspectieven en innovatieve ideeën als het er op aan komt; ze horen bij ondernemerschap. De spanning van vroeger en een sprong naar de toekomst. 

Even terug naar de aanleiding van de sprong. Want die is natuurlijk vreselijk. En ik kijk er naar uit om deelnemers gezond en wel weer in het echt te zien. Gelukkig publiceerde de NOBTRA, de Nederlandse Orde van Beroepstrainers (waar ik erkend Nobtra trainer ben), de eerste berichten over het protocol ‘veilig trainen’. Want vanaf 1 juni mogen trainingen tot 30 personen ook weer plaatsvinden. En tot dan blijven we veilig virtueel. 

Coronacrisis: De achtbaan van emoties en gedrag

Toegegeven, ik kan best snel geëmotioneerd raken. De Titanic kan ik tien keer kijken en even zoveel keer stuk gaan. En ook bij de meeste “I love you” ’s in een serie pink ik een traantje weg. Maar gedrag en emoties in deze tijd…ik weet niet hoe het met jullie zit maar bij mij lijken ze versneld te worden afgespeeld. Deze week was ik boos, om alles wat er überhaupt aan het gebeuren is. Inclusief de ergernis over mensen die niet doen wat ze aangeraden wordt. ‘An-der-halve meter en niet hamsteren dus, hoe moeilijk kan het zijn!” hoorde ik mezelf geïrriteerd roepen. En vele social media posts deden hierin met mij mee. Oprecht bedroefd ook was ik over sommige ondernemersverhalen, die prachtige bedrijven die genoodzaakt zijn te sluiten of om mensen te ontslaan. Van de week was dinsdag echt mijn off-day wat verdriet betreft. Bezorgd voor de mensen om mij heen, met name degenen in ‘De Risicogroep’ ofwel mijn ouders, en kwetsbare familieleden en vrienden. Bang voor de toekomst. Hoe ziet deze eruit en zullen wij dit zelf wel financieel redden met al die afzeggingen van opdrachten? En blijdschap in de vorm van lachende tranen (samen klappen voor de zorg, steunende toespraken van politici) en trots op ieders creatieve oplossingen en mijn eigen lijstjes van werkgerelateerde zaken die nog wel kunnen en lieve berichten van opdrachtgevers.

Wat een achtbaan. Maar hoe komt het er in deze tijd zo veel intense emoties zijn? En wat is eigenlijk het doel van al die uitingen van emotie? 

Doel van emoties en expressief gedrag

Emoties hebben een functie die van wezenlijk belang is voor mensen en dieren. Ze wijzen ons op onze behoeften en zijn daarmee de belangrijkste drijfveer voor ons gedrag. Psycholoog Nico Frijda, die wordt beschouwd als de grondlegger van het onderzoek naar emotie, beschreef emoties in zijn boek “The Emotions” als “behartiger van belangen van een persoon. Niet als irrationele, maar als functionele krachten.” Hij legt in dit boek uit dat emoties leiden tot expressief gedrag, dat veelal gericht is op het in standhouden van de relatie met anderen of om het gedrag van anderen te beïnvloeden. Hij benadrukt het functionele van die uiting. 

Een voorbeeld. De uitdrukking van walging (stel je die maar eens voor) zorgt voor vermindering van zintuiglijk contact met onsmakelijke stoffen in de mond en zo mogelijk voor uitstoting. Behoefte (iets smakelijks eten) leidt in de situatie dat je iets onsmakelijks eet dus naar een emotie (walging) en tot mogelijk bijpassend gedrag (uitspugen). Nog een voorbeeld uit zijn boek. De expressie ‘vastberadenheid’ geeft je door je behoefte aan bijvoorbeeld veiligheid de mogelijkheid om tot actie over te gaan door het mobiliseren van je spierkracht. Dat geldt ook voor emotie uitingen zoals stampvoeten dat opvallende gelijkenis vertoont met bluf- en dreiggedrag bij dieren. Het zijn daar intimiderende vormen van machtsvertoon, een roep naar aandacht. Tot slot verdriet als voorbeeld. De uiterlijke kenmerken van het stille, passieve verdriet zijn bijvoorbeeld de afgezakte mondhoeken door verlaagde spierspanning, de passiviteit en de neergeslagen ogen het resultaat van gebrek aan activiteit en, meer in het bijzonder, gebrek aan belangstelling. Even niks meer kunnen dus.

Intensiteit van emoties

Tot zo ver het nut van emoties uitgelegd. En hoe komt het dat er in heftige periodes zoals deze zo veel emoties tegelijk zijn? Ook dat heeft volgens Nico Frijda te maken met de belangen achter de emoties en het gedrag. Hij noemt daarbij een aantal factoren die de intensiteit van de emotie beïnvloeden wanneer zich een potentieel emotionele gebeurtenis voordoet.

De ernst van de gebeurtenis (en daarmee de grootte van de impact) heeft invloed op de intensiteit van je emotie en de nabijheid in plaats of tijd van de gebeurtenis. Is de Coronacrisis ernstig, gebeurt het nu en in je nabijheid? Drie keer ja zou ik zeggen. Daarnaast tellen onzekerheid en beheersbaarheid mee. Heb jij invloed, kun jij dit alles beheersen? Tot op zekere hoogte misschien wel, op jouw eigen directe omgeving, maar hoe zit dat op een groter niveau? Onbeheersbaarheid verergert wat er al is en passief moeten afwachten hoe nare gebeurtenissen zich ontwikkelen kan ondraaglijk zijn. Ook gedachten en associaties tellen mee. Als je je levendig kunt voorstellen wat er zou kunnen gebeuren, kunnen emoties versterken. Zo blijkt uit onderzoek dat prestatieverslechtering bij examenvrees voornamelijk veroorzaakt wordt door de zorgelijke gedachten rondom dat examen. Dat geldt overigens twee kanten op, dus zowel bij doemdenken (verdrietige emoties worden dan erger) als het bedenken van nieuwe kansen waarin juist een positieve emotie intenser wordt. Tot slot zijn ook de toestand van de persoon met emotie van belang voor de intensiteit van de emotie en of er meerdere gebeurtenissen opeenvolgend spelen. Persoonlijke aspecten dus.

Dus realiseer je dat je niet de enige bent met al die emoties in onzekere tijden maar dat ze ook nog eens heel erg logisch zijn. Ze hebben een functie. En als je er over wilt sparren, laat me weten. E-coachen, online contact en bellen kan gewoon (blij!)

Versnellen? Sta eens stil.

Je bent eigenaar en directeur van een succesvolle onderneming. Door het runnen van je bedrijf ben je regelmatig op pad. In de dagelijkse gang van zaken word je ondersteund door een aantal professionals in je managementteam. Je houdt van je werk, hebt er plezier in maar bent zeer ontevreden over hoe dingen lopen rondom problemen met personeel. De problemen zijn niet het issue maar wel hoe je er soms mee dealt. Je blijft te lang lopen met wat er speelt, ligt er wakker van en kan kwaad worden als de zaken uit de hand lopen.

Als je als ervaren “High Professional “een heldere visie hebt, verwacht je dat anderen daar makkelijk in mee gaan. Als dat niet lukt, snap je het gewoon niet. Ze lijken er geen zin in te hebben, maar waarom? Je hebt het druk, wilt naar dat next level en hebt er eigenlijk geen tijd voor. Niets doen lijkt geen optie want dat voelt als achteruitgang. Wat dan wel?

Als medewerkers gedrag vertonen dat niet is wat jij wilt, dan heb je al snel de neiging om te denken dat anderen niet willen. Soms is het echter belangrijk om eens stil te staan bij dat gedrag. Kan er ook een andere reden onder liggen? Jij als snelle denker, zoals veel directeuren, weet precies waar je heen wilt en je kent jouw motivatie. Maar hoe zit dat voor anderen? Dit vraagt om een pas op de plaats. Niet om te vertragen. Maar om weer te versnellen.

 

 

Punt.

“Eigenlijk ben ik altijd diegene die andermans problemen oplost. Als iemand een afspraak niet is nagekomen. Dat is zo ontstaan op de lagere school en ik weet niet hoe er mee te stoppen…”

De tweedejaars studente kijkt me met een vragende blik aan terwijl ze op haar stoel zit te wiebelen. We zijn een oefening aan het nabespreken in een training rondom samenwerken. In de oefening gingen de studenten twee aan twee aan de slag met een situatie waarin ze leren hun ‘punt te maken’. En dat tegenover die ene mede-student die voor de zoveelste keer een afspraak niet nakwam in een project. Maar hoe doe je dat? Hoe zorg je dat je boodschap overkomt zonder dat er daarna gedoe is? Deze studente kiest er voor om haar punt niet te maken en daardoor in ieder geval ‘dat gedoe’ te voorkomen. En dat begrijp ik best.

Korte termijn voordeel 

Op het eerste gezicht lijken er voordelen te zitten aan het ‘niet-maken-van-je-punt’. Omdat je misschien een conflict vermijdt en tenminste geen kritiek terug krijgt. Eerlijk zijn over ontevredenheid is spannend want we willen niet kwetsen. We zijn soms nog eerder geneigd onszelf te beschuldigen dan de ander op iets aan te spreken. En daarbij spoken er allerlei gedachten door ons hoofd:

  • Heb ik het wel goed gezien?
  • Is het ‘normaal’ dat ik me hieraan erger?
  • Mág ik hier wel iets van zeggen?
  • Wat wil ik er eigenlijk mee bereiken?
  • Hoe zeg ik het en kunnen we daarna nog samenwerken?

Dit resulteert tot vaak tot een ‘Joh maakt niet uit!’ van jouw kant en je lost het zelf wel op.

Lange termijn last

Deze oplossing blijkt echter op de lange termijn niet te werken. Enerzijds omdat je jezelf blijft ergeren (ik wil er wel wat van zeggen maar ik durf niet) en aan de andere kant omdat de ander geen verantwoordelijkheid pakt en geen kans krijgt om zich te verbeteren. Wat dan wel? Eerlijk en duidelijk zijn. Gun het je zelf. En gun het de ander om inzicht te krijgen in zijn of haar gedrag. Zodat je samen in gesprek komt. Dan start de samenwerking past echt.

Terug naar de studente. Ze doet die avond enorm haar best. Wordt aangemoedigd door de anderen en ziet ook in dat het zo niet langer voor haar werkt. Ze wil veranderen. En ik denk maar een ding: wat had ik het jou gegund al eerder te leren je punt te maken. Tijdens de basisschool bijvoorbeeld.

 

Het recht van de ‘struggle’ voor elk kind

Het volgende artikel schreef ik voor Zorg Primair. Het werd in juni 2018 gepubliceerd, in een themanummer rondom ‘aangeleerde hulpeloosheid’. 

Inleiding

Is het nou echt zo slecht om je als bezorgde ouder af en toe te bemoeien met het huiswerk van je kinderen als het mis dreigt te gaan? Over de mogelijke gevolgen van het helikopterschap, ook al is de bedoeling goed. En het belang van veerkracht en trots.

Hoe vaak gebeurt het me niet. Dat ik, hoewel ik weet dat ze ‘even moet chillen’ na al die drukke lessen, toch steeds weer geneigd ben ‘s middags even om het hoekje van de kamerdeur van mijn 13-jarige dochter te kijken. Om te controleren of ze ook aan de slag gaat met haar huiswerk. Al die proefwerken in het tweede jaar van het VWO, wetende hoe haar cijfers er voor staan en dat plannen lang niet altijd zo makkelijk voor haar is. En als ik na mijn voorzichtig vragen de hulpeloze blik van mijn dochter zie, weet ik dat ik weer in mijn eigen valkuil ben getrapt. Door mijn frustratie en eeuwig beschermende liefde sta ik te ratelen. Als een helikopter ben ik rondjes boven haar aan het cirkelen, kijkend wanneer ik een snoekduik moet maken om bij te sturen in het schoolwerk. En ik weet dondersgoed dat dit niet handig is.

Frustraties als ingrediënt voor veerkrachtige kinderen

De term helikopterouders werd geïntroduceerd in een boek van Cline & Fay (1990)[1]. De ouder zou als een helikopter steeds boven het kind in de lucht hangen om te kijken of alles wel goed gaat en om waar nodig obstakels weg te nemen en beslissingen voor het kind te nemen. Andere bewoordingen die hetzelfde fenomeen beschrijven zijn curling parents of sneeuwploegouderschap. Ze komen alle neer op hetzelfde: “Ouders die hun kinderen overmatig aandacht geven, beschermen tegen beren op de weg en aan alle kanten hun cognitieve prestaties en sociaal-emotionele ontwikkeling proberen te sturen”[2]Maar waarom roept dit voorval een negatief gevoel bij mij op, vraag ik me af. Is het nou echt zo slecht om je met het huiswerk van je kinderen te bemoeien? Als je je kind ziet afdalen en afdwalen van wat hij of zij kan, is dat zonde want het potentieel wordt niet volledig benut. Dan bedoel je het toch goed als je helpt?

‘Het is belangrijk om kinderen –en ouders- te trainen in frustratietolerantie’, aldus Yolanda Buchel, psychologe en managing partner van Woosh5. ‘Helikopterouders die er op gebrand zijn om alles zo leuk mogelijk te laten zijn, leren hun kinderen niet om te gaan met tegenslag. Geluksterreur noem ik dat ook wel. Kinderen worden overal met de auto naar toe gebracht en weer opgehaald. We zorgen er voor dat er minimaal twee lagere schoolvriendjes in de brugklas komen te zitten. Het leven zit zo echter niet in elkaar’ aldus Buchel. ‘Frustraties en bijbehorende negatieve emoties horen bij de eerste stappen naar zelfstandigheid en het ontwikkelen van een eigen identiteit. Daar worden kinderen veerkrachtig van omdat ze zich dan realiseren dat ook minder leuke dingen part of the game zijn. Ze moeten er zelf mee gaan dealen en het geeft juist zelfinzicht- en vertrouwen (niet meteen misschien maar na een tijdje) wanneer je lastige tijden hebt weten te doorstaan. Die veerkracht vormt zich niet als ouders constant alles voor hun voeten wegmaaien.’

Aangeleerde hulpeloosheid en een statische mindset

Als je als kind gewend bent nooit tegenslag te ervaren en niet hebt moeten vechten voor prestaties dan kan dat leiden tot vermijden van risico’s in je latere leven. Ik maakte het zelf ook mee. Niet omdat mijn ouders nou zo enorm aan het curlen waren. Wel omdat ik als onzekere slimme snelle denker er alles aan deed om me aan te passen, geen uitdagingen aan te gaan en vooral zo onopvallend mogelijk te zijn. Het gevoel om altijd de beste en snelste te zijn maakte me kleiner. De enige –tijdelijke- uitdaging waren de reken- of taalboeken van de volgende klas. Ik was alles behalve trots op de tienen die ik haalde. Ik hoefde er immers geen moeite voor te doen. En ik zocht die moeite ook niet op. Dat ik in die tijd een tekort aan veerkracht voor de langere termijn ontwikkelde, werd des te duidelijker toen ik jaren later met al mijn diploma’s op zak door een reorganisatie een vaste baan verloor. Ik had nietgeleerd om risico’s te nemen of een sprong te wagen. Volledige paniek, gefrustreerd en hulpeloos. Hier had ik nog nooit mee hoeven dealen.

Het bijkomende gevaar wat hier op de loer ligt, en wat mij ook overkwam, is wat Carol Dweck de statische mindset noemt. Iemand met een statische mindset gaat ervan uit dat intelligentie en capaciteiten een gegeven zijn, grotendeels vastliggen en niet ontwikkelbaar zijn. De grootste angst van deze persoon is om fouten te maken. Want dan wordt hij bestempeld als dom of een verliezer. Hierdoor zal een kind met een statische mindset het liefst uitdagingen uit de weg gaan. Terug naar mijn schooltijd. Na het VWO had ik twee grote wensen. Of naar de toneelschool of economie studeren aan de universiteit. Beide open dagen kwam ik met allerlei smoesjes thuis. Dit zou me toch nooit lukken. En is een universiteit niet veel te theoretisch? Mijn aangeleerde hulpeloosheid leidde mij naar een HBO opleiding, grotendeels klassikaal les, net zoals op de middelbare school. Vier gezellige maar wel veilige jaren zonder inhoudelijke uitdaging. Alweer. Ik was mijzelf aan het helikopteren.

Het is een verschijnsel dat veel slimme snelle denkers ervaren. Zij zijn snel in hun ontwikkeling, hebben geen moeite om nieuwe materie zich eigen te maken en ondervinden geen uitdaging op school. Ze worden gecomplimenteerd voor het halen van hoge cijfers en ontvangen complimenten hiervoor. De perfecte ingrediënten voor een statische mindset. In sommige gevallen komt het voor dat een kind juist zegt dat iets “saai” is. Dit is dan vaak een manier om een statische mindset te verbergen. Eigenlijk is de persoon bang om het proberen en te falen.[3]Deze mindset belemmert leren en faalangst kan ontstaan. Iemand met een groeimindset daarentegen gaat ervan uit dat je je intelligentie en capaciteiten kunt ontwikkelen. Dit is een kind dat nieuwe dingen uitprobeert en leert van de fouten die hij maakt. Dit kind heeft zin in uitdagingen en ziet tegenslag als een leerproces.

De effecten op psychologische basisbehoeften

Terugkomend op mijn ‘ik bedoel het toch goed’. Het is zeker belangrijk om betrokken te zijn bij het schoolleven van je kind. De onderzoekers Ed Deci en Richard Ryan, die aan de basis hebben gestaan van een invloedrijke motivatietheorie, hebben drie psychologische basisbehoeften vastgesteld die voor elk mens gelden[4]. Dat aan deze behoeften voldaan wordt, is belangrijk voor hoe goed mensen zich voelen en hoe goed zij functioneren. De drie behoeften zijn de behoefte aan autonomie, de behoefte aan competentie en de behoefte aan verbondenheid. Autonomie houdt in datwe graag zelf willen bepalen wat we doen. Verbondenheid betekent datwe willen dat er voor ons gezorgd wordt, dat we contact hebben met andere mensen, dat we bij andere mensen horen en dat we iets kunnen betekenen voor andere mensen en een bijdrage kunnen leveren aan de groepen waar we bij horen. Competentie is gerelateerd aan onze behoefte om ons bekwaam te voelen binnen onze omgeving en het gevoel effectief te kunnen handelen. We willen dingen doen waar we goed in zijn en die met succes afronden. Voed je deze drie psychologische basisbehoeften dan stijgt je energiepeil, blijkt uit onderzoek van Ryan en Deci. Gebeurt dat niet, dan raak je uitgeput. Maar wat is het verband tussen overbeschermd opvoeden en deze basisbehoeften?

In 2014 werd aan 297 studenten tussen 18 en 23 jaar middels een schriftelijke enquête gevraagd om het ouderlijk gedrag van hun moeder te beschrijven én zichzelf te beoordelen op autonomie, competentie en hoe ze kunnen omgaan met andere mensen. Ze moesten ook aangeven hoe tevreden ze waren met hun leven, of ze angstig waren en of ze al dan niet last hadden van depressieve symptomen. Stellingen waarop gereageerd moest worden waren een mix van helicoptergedrag zoals ‘mijn moeder wil regelmatig dat ik haar bel of een bericht stuur om te laten weten waar ik ben’ autonomie ondersteunende waar onder ‘moeder stimuleert me om een begroting te maken en mijn eigen financiële zaken te beheren’. Uit een analyse van de antwoorden bleek dat er een verband is tussen een overdreven niveau van ouderlijke controle en een negatief welzijn bij de studenten en zelfs een verhoogd risico op een depressie. Ook was er een lagere percepties over de eigen autonomie, competentie en het vermogen om met anderen om te gaan. [5]

Overbescherming heeft volgens dit onderzoek dus een negatief effect op de behoefte aan competentie en daarmee mogelijk ook op de groeimindset. Als het kindimmers steeds weer wordt geconfronteerd met de controles en acties van ouders kan het ‘ik kan het dus niet zelf’ gaan denken. En er kan het gevoel ontstaan dat het je dus helemaal nooit zal lukken. Je hebt het immers nog nooit geprobeerd. Het gebrek aan autonomie (ze voelen zich niet in staat om hun eigen leven te regelen of eigen keuzes te maken) en overtrokkenheid tast het vermogen om om te gaan met anderen aan.

Trots

Wat dan wel? Moeten ouders hun kinderen hun gang dan maar laten gaan, zelf ploeteren, falen en weer opstaan? Ja eigenlijk wel. Ik pleit voor het recht van de struggle voor elk kind. Geen levensbedreigende kwesties uiteraard maar uitdagingen die zelf opgelost kunnen worden met eigen creativiteit en competentie. Stapje voor stapje. En als dat gelukt is, kan een kind trots zijn. Trots op iets dat hij of zij zelf heeft gepresteerd. En die uitdaging zelf opzoeken lukt minder makkelijk, als dat pad wordt geëffend door ouders die alsmaar bijspringen als het even niet lukt, die planning voor het huiswerk maken of die powerpoint of prezi even in elkaar zetten. En natuurlijk doen we dat betrokken, met de nodige zorg en zijn we het vangnet als echt niet lukt. Een beetje vliegen mag. Maar denk aan je hoogte en neem het niet over. Hoe dan wel? Door keuzes en suggesties te geven in het oplossen van problemen, door ruimte te geven voor eigen meningen en gevoelens, aan te moedigen en stimuleren om dingen uit te proberen.

Daar heb je als ouder zelf ook een groeimindset voor nodig: je kind kan het nu misschien nogniet. En ja, dat loslaten is best lastig. Dus als jij net als ik in je valkuil stapt, bedenk dan voor jezelf: “Waaraan ga je zo meteen merken dat je dit al iets beter lukt?”. Ga ik er ook even over nadenken, ok?

Sandra Kamp (www.stiptrainingen.nl) is gedrags- en communicatietrainer en traint en coacht leiders om steviger te staan in communicatie en samenwerking. Zij heeft de methode “Ik ben een Baas” voor slimme snelle denkers op de basisschool ontwikkeld. Met deze methode, die tevens als online training te volgen is,  worden kinderen in tien stappen aan het denken gezet over hun persoonlijk leiderschap. Wie ben jij, wat zijn talenten om jouw droom te laten uitkomen, hoe kun je samenwerken en wie zijn jouw hulpbronnen als je er zelf niet uitkomt? Sandra laat deze leiders van de toekomst zien dat de manier waarop zij in elkaar zitten heel erg de moeite waard is. Zo krijgen zij weer zelfvertrouwen!

[1]https://books.google.nl/books/about/Parenting_with_Love_and_Logic.html?id=TpCtPAAACAAJ&redir_esc=y

[2] http://scriptiebank.be/scriptie/2014/zijn-adolescenten-van-overbeschermende-ouders-gelukkiger-een-studie-naar-de-relatie

[3] http://progressiegerichtwerken.nl/dit-is-saai-uiting-van-ongemotiveerdheid-of-een-statische-mindset/

[4] uit: Kiezen voor progressie, Coert Visser https://www.managementboek.nl/boek/9789079750023/kiezen-voor-progressie-coert-visser

[5] https://www.hln.be/nina/familie/overbezorgde-mama-meer-kans-op-depressieve-tiener~a188cfe5

Iedereen kampioen? Wij niet!

Ik zie de meiden nog zo zitten in de kleedkamer. Tien 12- en 13-jarigen. Met rode, uitgeputte hoofden na een wedstrijd aan het einde van een lastig handbalseizoen in de hoogste poule. We hadden net een aantal wedstrijden achter elkaar verloren. En dat volgend op een D competitie waarin het kampioenschap relatief eenvoudig was behaald. Nu in de leeftijd van de C’tjes was er amper een puntje gescoord. Tenminste, niet zichtbaar in de poulestand, gezien onze op een na laatste positie in de competitie. Toch zagen mijn mede-coach en ik elke week een enorm aantal positieve punten. Want was er in die zes wedstrijden enorm veel geleerd en wat was er per wedstrijd enorm gegroeid in samenwerking, vechtlust en teamspirit!

 

Goed zijn of beter worden?

Maarja. Alles leuk en aardig… na deze wedstrijden in de C1 moest de vereniging kiezen uit twee poules voor de vervolgcompetitie: een veel lagere poule of weer een pittige indeling, waarbij wij in het laatste geval alweer tegen hele sterke teams zouden moeten spelen. Lastige keuze, want wat is nou beter of leuker: met grote zekerheid alle wedstrijden weer eens lekker winnen of enorm bikkelen voor misschien maar een paar puntjes in de ranglijst? We besloten het aan de dames zelf voor te leggen. En daar zaten wij dus. Twee coaches tegenover de meiden. We bespraken de opties en de mogelijke gevolgen. Wat doen we: twee poules terug naar beneden en makkelijk presteren, of houden zoals het is en keihard leren? Willen we goed zijn of beter worden? Het bleef maar heel even stil in de kleedkamer. De reacties kwamen een voor een. En unaniem kozen de dames voor het leren in de hoge poule.

 

Vechtlust, samenwerking en teamspirit

Dus daar gingen we weer. Twee keer per week trainen en elke zaterdag op pad. Van Aalsmeer naar De Kwakel  en van Ouderkerk aan de Amstel naar Volendam. En wat werd er kei- en keihard gewerkt. De vechtlust, samenwerking en teamspirit van vorig jaar bleek niets vergeleken met de prestaties van dat vervolgseizoen. Het kostte letterlijk bloed (ja het is nu eenmaal handbal), zweet en tranen.  En met hele kleine stapjes gebeurde het. Dik verliezen, gelijkspel, beetje verliezen en opeens winst! Dan weer verliezen, bijna winnen en weer winst!

We zijn nu een jaar verder. Het is de periode dat je op facebook en instagram de kampioensfoto’s en filmpjes voorbij ziet komen. Trotse ouders en kinderen, zingend en dansend met bekers en vaantjes, taart en limonade. En wij? Wij zijn geen kampioen. Ons team staat aan het einde van dit seizoen niet eerste maar wel tweede van de poule. Tweede! En kijk eens waar we vandaan komen. En wat zijn we trots op de prestatie van het team!